Ingehaald door de actualiteit?
Sipko Melissen was aanvankelijk van plan om een hele roman te wijden aan een aanslag die op 4 mei gepleegd wordt op de Dam in Amsterdam. Bij nader inzien leek hem dat toch geen goed idee, omdat die plek en dat moment te gevoelig en te beladen zijn. En dus liet Sipko Melissen die roman – De vierde mei – in zijn roman De vierde mei schrijven door een jonge beloftevolle auteur die misschien wel de potentie heeft de Houellebecq van Nederland te worden. De schrijver in kwestie heeft het manuscript naar een uitgever gestuurd en die uitgever heeft vertaalster en redacteur (tevens schoonzus) Altea DeWitt gevraagd het te beoordelen.
Het manuscript leidt tot onenigheid tussen Altea en haar man Olly. Hij vindt het onverantwoord dat de roman gepubliceerd wordt; de maatschappelijke verhoudingen zullen erdoor op scherp gezet worden. Zij is overtuigd van het talent van de schrijver en de kwaliteit en relevantie van zijn boek. Aan de vooravond van 4 mei zeggen ze elkaar in gezelschap van anderen de waarheid over wat zij van De vierde mei vinden.
De volgende dag twijfelt Altea of een leven met Olly nog zin heeft. Ze verlaat het huis, met het manuscript in haar tas, wandelt door Amsterdam, maakt de balans op en trekt haar conclusie.
Foto en hemelpoort
Bij dat opmaken van die balans zijn een oude foto en een vraag als aanjagers van gedachten en oproepers van herinneringen essentieel. De foto is jaren geleden genomen op de Dam en representeert voor Altea aanvankelijk een gemiste kans. Als ze realiseert wie er op de foto staan, vraagt ze zich af of ze wel bewust genoeg geleefd heeft. Dat gevoel, gekoppeld aan de vraag: ‘Stel, je komt bij de hemelpoort en er wordt je gevraagd op grond van welke verdienste je recht op toegang denkt te hebben. Waar zou jij dan mee aankomen?’ – maakt dat Altea bij zichzelf te rade gaat, waarbij het verleden, haar stad en het manuscript de spiegels zijn die zij zichzelf voorhoudt.
Die constructie biedt Sipko Melissen de gelegenheid om het verhaal zowel via persoonlijke en anekdotische als cultuur-historische lijnen te vertellen. Altea is de vertegenwoordiger van een generatie die de wind mee had. Ze was getuige van maatschappelijke omwentelingen en profiteerde van de geneugten die het leven babyboomers te bieden heeft. Hoewel succes voor haar niet vanzelfsprekend is, heeft ze zich in haar vak bewezen. Bovendien heeft ze laten zien dat ze – en daar profiteert haar zwager de uitgever van – een goed gevoel heeft voor boeken waar een markt voor zou kunnen zijn (er komt nog een tweede boek in de roman van Sipko Melissen voor). Maar ze is zich in toenemende mate bewust van (inschattings-)fouten die ze mogelijk gemaakt heeft en mensen die ze misschien tekort gedaan heeft.
Cultuur – literatuur, (klassieke) muziek en film – vormen voor een belangrijk deel haar referentiekader. Er wordt in De vierde mei dan ook veel geciteerd uit en gerefereerd aan wat Altea (en Olly, want Altea is dan wel de hoofdpersoon, maar Olly speelt als haar tegenhanger zeker geen tweede viool) gelezen, gehoord en gezien hebben.
Dodenherdenking
Niet voor het eerst vlecht Sipko Melissen in een roman meerdere verhalen, waarvan een in de vorm van een roman, tot een geheel. De vierde mei begint zelfs daverend en verrassend eigentijds van toon met een fragment uit het te beoordelen manuscript, en ook de andere fragmenten die handig door de roman heen geweven zijn ogen actueel (maar niet zo urgent als Houellebecq).
Sipko Melissen neemt een zeker risico. De lezer van zijn De vierde mei moet vertrouwen op wat Altea, Olly en de uitgever over de roman in de roman zeggen en wat zij ervan vinden. Die lezer weet niet veel meer dan dat er bij de aanslag op de Dam slachtoffers gevallen zijn, dat er van de autoriteiten en hoogwaardigheidsbekleders adequaat handelen en doortastend optreden wordt verwacht en dat voor Dodenherdenking uitgeweken is naar een andere locatie, waar de koning en de koningin en hun kinderen misschien wel perfect inspelen op de ontstane situatie (het lijkt 4 mei 2020 wel).
Maar de vraag is of het mogelijk is om zo indirect, maar wel met opgepompte verwachtingen, in dat andere verhaal gezogen te worden. De vierde roman van de beloftevolle jonge schrijver blijft vooral de aanzet tot een roman, de context die de lezer moet overtuigen dat het een apocalyptisch verhaal en een onontkoombare boek is, ontbreekt.
Disbalans
Tegenover het gedetailleerde en uitgesponnen verhaal over Altea, waarin vanwege het herinneren en het opmaken van de balans juist heel veel opgerakeld wordt, komt het manuscript van De vierde mei er wat bekaaid af. Misschien dat Sipko Melissen het idee om een roman te schrijven over een aanslag die op 4 mei op de Dam gepleegd wordt iets te vroeg heeft laten varen, waardoor de lezer de essentie van die roman onthouden wordt (ondertussen stond de Dam twee keer in korte tijd volop in de aandacht, dus zo gek was dat idee niet).
De twee verhaallijnen in De vierde mei – de ene over een samenleving die in brand staat, de andere over een vrouw die haar leven en haar huwelijk evalueert – vullen elkaar te weinig aan om van De vierde mei uiteindelijk een evenwichtige roman te maken. Dat is jammer, want het idee deugt en de opening was veelbelovend.
Maar ondertussen kloppen de beelden die Sipko Melissen schetst wel. Met Altea, Olly en haar zwager Lukas (en de mensen in hun sociale omgeving) zet hij mensen van een zekere leeftijd en status neer en in het Amsterdam dat Altea doorkruist raakt het heden bijna vanzelfsprekend het verleden.
Bovendien blijft de schrijver zichzelf trouw: verhalen in verhalen zijn het handelsmerk van Sipko Melissen en dwalen en het drinken zijn terugkerende motieven.
De vierde mei
Sipko Melissen
Amsterdam : Van Oorschot, 2020
ISBN 978-90-282-1038-7
Leave a Reply