Een schipper, een navigator en een poes gingen uit varen
‘Heel apart, zo’n dier.
Negen weken op zee.
En dan verdrinken.
Voor de deur.’
Dit zijn de laatste vier regels van Zeeangst: een logboek van L.H. Wiener. Het dier in kwestie is poes Loes. Loes had – net als de man die haar in huis nam – last van zeeangst. Bij poes Loes is die zeeangst min of meer aangeboren:
‘Voor een kat zijn de bewegingen van een zeilend schip onaangenaam en zelfs beangstigend, zoals dat ook geldt voor het dreunen van de motor, het klapperen van de zeilen en het ruisen van de zee rond de romp. Gedurende elk traject lag Loes weggedoken onder een badhanddoek op de bodem van de kuip waar zij zich slapend hield, op wat langere afstanden een hele dag. En zo gedurende negen weken, over een totaal van meer dan achthonderd mijl. Daar staat tegenover dat wij ook geregeld enkele dagen in een haven bleven liggen, zodat er al met al een redelijk evenwicht ontstond’,
schrijft L.H. Wiener in het slothoofdstuk van Zeeangst: een logboek. Dat laatste hoofdstuk – Epiloog – heeft de vorm van een brief. L.H. Wiener richt zich tot Paul Léautaud, behalve liefhebber van katten ook een meester in het autobiografisch schrijven.
(De tekst van de epiloog verscheen eerder in een iets andere vorm onder de titel Brief aan Paul Léautaud in Hollands Maandblad – nr. 859/860, juni/juli 2019. Ook toen besloot L.H. Wiener met ‘Heel apart, zo’n dier. Negen weken op zee en dan verdrinken voor de deur’, maar toen zagen de regels er nog niet uit als een gedicht of grafschrift.)
Nautisch logboek
Bij L.H. Wiener is het moment aan te wijzen waarop zijn angst ontstond. Als dertienjarige jongen dreigde hij te verdrinken toen het zeilbootje waarin hij zich met drie anderen bevond omsloeg. Hij raakte verstrikt, en kon pas toen hij zijn bewustzijn verloor en slap in het touw kwam te hangen gered worden. Desondanks is hij een fervent zeezeiler, maar wel een met zeeangst die af en toe behoorlijk de kop op steekt.
L.H. Wiener wantrouwt de zee, maar is keer op keer in staat te doen wat nodig is, ook of misschien wel juist als de zee en het zeilen het uiterste van hem vragen – als het gevoel ‘wat als’ zich het meest nadrukkelijk opdringt. Dat zijn de momenten waarop hij (en zijn navigerende vriendin Antje Noordwest) bijna op de automatische piloot het noodzakelijke doen. Het zijn dan ook twee ervaren zeilers. Daarvan geeft L.H. Wiener blijk in dat deel van Zeeangst: een logboek dat gelezen kan worden als een nautisch logboek.
Wiener, Antje Noordwest en poes Loes zeilen van Haarlem naar Dartmouth in Devon en weer terug. Daarmee begeeft Wiener zich op bekend en geliefd terrein. Waarmee niet gezegd is dat er sprake kan zijn van routine. Hoogstens weten hij en Antje Noordwest waar gevaar op de loer ligt en waar het zeilen een relatief onbekommerde bezigheid is. De techniek van het zeilen – waarbij technische termen niet geschuwd worden (alle zeilbegrippen zijn opgenomen in een verklarende woordenlijst) en het op ambachtelijke wijze en het met hulp van de moderne techniek verkennen van het terrein vormen een wezenlijk onderdeel van Zeeangst.
L.H. Wiener mag dan een ambivalente houding hebben ten opzichte van de zee, het water is ook de plek waar hij een wordt met de natuur. De aandacht en liefde voor zee en zeilen komen ook terug in het integreren van wat gelezen wordt in nautische (vak)literatuur en scheepsverhalen van andere zeilers in het verslag van zijn reis. En in de (toeristische) trekpleisters die hij samen met Antje Noordwest bezoekt.
Literaire saluten
Maar L.H. Wiener wil dat Zeeangst: een logboek meer is dan een verslag van een zeereis.
‘Langst dezelfde lijnen als Coasting wil ik Zeeangst opzetten: deels als nautisch logboek, maar in essentie als een autobiografisch geschrift, waarin mijn verhouding tot de zee, de literatuur en het leven, als een reis door mijn heden maar vooral door mijn verleden gestalte krijgt. Toekomst bestaat niet.’
Wiener was leraar Engels en strooit in Zeeangst: een logboek met literaire citaten. De citaten – veelal oneliners – die ontleend zijn aan de Angelsaksische literatuur springen vanwege het cursief gezet zijn in het oog, waardoor wellicht over het hoofd gezien wordt hoeveel andere literaire verwijzingen Zeeangst: een logboek bevat (en hoeveel schrijvers bij naam genoemd worden), en hoe L.H. Wiener behalve aan Jonathan Raban – de schrijver van Coasting – ook schatplichtig is aan de journaals van Paul Léautaud waarin autobiografie en literaire waarachtigheid ook hand in hand gaan.
In Zeeangst; een logboek doet L.H. Wiener ook literaire pleisterplaatsen aan. Hij trekt naar Berwick om het graf van Malcolm Lowry te bezoeken – alwaar hij geheel in overeenstemming met de gewoontes van de consul uit Under the Volcano een glas whisky nuttigt (hij waagt zich zelfs – voor het eerst van zijn leven – an een glas tequila, maar dat is dagen later) – en bezoekt Monk’s House en wandelt van daar naar de rivier waarin Virginia Woolf haar dood tegemoet trad.
(Over beide bezoeken schreef Wiener eerder: Tzum publiceerde een voorstudie in drie delen van het essay Malcolm Lowry dat in maart 2019 in Hollands Maandblad verscheen, die laatste tekst vormt de basis van het verhaal zoals opgenomen in Zeeangst. Een stuk over een bezoek aan Monk’s House verscheen in januari 2019 onder de titel Monk’s House: de woning waar Virginia Woolf aan haar tragische einde kwam in de Volkskrant. Ook de overpeinzingen bij het graf van Cyril Connolly – eveneens begraven in Berwick – dat in Zeeangst volgt op het bezoek aan Monk’s House kennen een eerdere versie in de vorm van een column op Tzum. In Zeeangst: een logboek voegt L.H. Wiener wat hij eerder schreef bijna naadloos in in het grotere geheel.)
Dobberen tussen verleden en toekomst
De zee, het zeilen en de literatuur behoren voor L.H. Wiener tot de geneugten van het leven. Zoveel is duidelijk. Net als de natuur in het algemeen en vogels (en vrouwen) in het bijzonder. En laten we het nuttigen van een glaasje (of twee, drie) van het een of ander ook niet vergeten. Het leven, zoals dat door L.H. Wiener geleefd en gewaardeerd wordt, komt in Zeeangst: een logboek in volle glorie voorbij. Of het zowel een reis door het heden als het verleden van de schrijver is, is de vraag. Weliswaar ligt de oorzaak van de zeeangst in het verleden, en worden er ook wel herinneringen opgehaald, gebeurtenissen en ontmoetingen (Wiener heeft bijna altijd zijn woordje klaar en kan knap ironisch zijn, een keer vergaloppeerd hij zich: als hij zich in een niet in een niet verzonden brief richt tot Hannah Fieldhouse, overigens ook al eens elders verschenen) zijn toch vooral gesitueerd in een hier en nu dat bepaald wordt door de koers die de Argos vaart en de levendigheid van de havens waar de bemanning aanmeert en gaat buurten en passagieren. L.H. Wiener en Antje Noordwest (en zelfs poes Loes) verlaten het schip regelmatig.
Meer dan het verleden speelt de toekomst een rol, of het gebrek aan wat nog in het verschiet ligt. ‘Toekomst bestaat niet’ klinkt fatalistisch, maar Wiener – hij werd dit jaar 75 – is reëel als hij veronderstelt dat het niet vanzelfsprekend is dat hij na deze reis nog een keer varend het Kanaal over zal steken. Hij durft het nauwelijks hardop te zeggen, maar hij ziet de reis in zekere zin ook als een afscheid van een varend bestaan:
‘ “De kwestie is…” begin ik.
En dan zeg ik haar dat de zee tijdloos is, eeuwig.
“Wat bedoel je?”
Ik kan nu niet meer terug.
“Mijn tijd raakt op…”
“Stel je niet zo aan.”
Ik leeg mijn glas en zet het neer.
Ant schenkt het bij.
“Ik wil de vrede tekenen.”
“Met wie?”
“Met de zee…”
“Maar de zee is je leven.”
Ik knik opnieuw.
Het antwoord: “En mijn dood”, slik ik in.’
Waargebeurd vs. waarachtig
Hoewel de reis voornamelijk voorspoedig verloopt, verlangen Wiener, zijn ‘huidige vriendin voor het leven’ en poes Loes – die bepaald geen bijrol speelt in Zeeangst: een logboek – als ze op de terugweg het Kanaal eenmaal overgestoken zijn hartstochtelijk naar huis. Zo hartstochtelijk dat ze de route afsnijden en over binnenwater naar Haarlem varen.
In Haarlem voltrekt zich na enige het noodlot. Poes Loes – ‘Zij beschikte over fabelachtige reflexen en kon een grillig stuiteren oordopje, vervaardigd van zacht siliconenmateriaal, door de gehele kamer heen onder controle houden’ – raakt voor de deur te water. En daar zijn anders dan op de Argos geen voorzorgsmaatregelen getroffen die een beroep doen op haar zelfredzaamheid.
In de epiloog – die absoluut een eerbetoon is aan poes Loes – komen alle verhaalintenties van L.H. Wiener samen: het leven, de dood, de literatuur en het avontuur, de tijd en het duren. Daarmee is Zeeangst veel meer dan wat een logboek voor een schipper moet zijn: een journaal waarin verslag gedaan wordt van gemeten snelheden. L.H. Wiener tekent niet zomaar op, hij tart de verbeelding van de lezer door hem in het onzekere te laten over feit en fictie en de chronologie van gebeurtenissen. Terwijl veel van wat hij in Zeeangst beschrijft waargebeurd is, telt uiteindelijk dat het waarachtig is.
Zeeangst: een logboek
L.H. Wiener
Amsterdam : Pluim, 2020
ISBN 978-94-929-2889-4
Leave a Reply