Als ik opkijk van mijn polvo à Lagareiro zit hij aan het belendende tafeltje. Dat wil zeggen: de jongere versie van een zelf. Hij draagt al een brilletje, het snorretje heeft hij nog niet. Over het ontbreken van hoed, overjas en aktetas valt geen zinnig woord te zeggen. Op latere leeftijd zal hij zelden zonder gefotografeerd worden.
Het is mijn vierde dag in zijn stad aan de Taag. Gisteren bezocht ik zijn huis aan de Rua Coelho da Rocha, al woont hij daar al lang niet meer. Ik doorkruiste het Jardim da Estrala waar hij ook wel eens wandelde. Dronk wat in zijn stamcafé, in één van de vele. Zocht hem in straten waar ik hem vermoedde, maar vond hem niet. En nu zit hij naast mij.
Als schrijver wil Fernando Pessoa voor mij maar geen mens van vlees en bloed worden. Ik weet dat hij een leven had, en zijn biografie bevestigt dat, maar de mythe waarmee dat leven omgeven is, maakt van Meneer Persoon een personage. Fernando António Nogueira Pessoa was niet alleen Fernando Pessoa maar ook Alberto Caeiro, Ricardo Reis, Álvaro de Campos, Bernardo Soares, António Mora en Barón de Teive, en dan had hij ook nog een stuk of wat pseudoniemen. Hij was heel veel mensen: honderdzevenentwintig om precies te zijn. Al is honderdzevenentwintig een voorlopige tussenstand. Vanavond is hij een jonge man met overtollig rughaar. Zoiets verzin je toch niet.
Het is de derde keer dat ik in Lissabon ben. De eerste keer stapte ik over. De tweede keer flotterde ik in het kielzog van. Dit keer zoek ik het zelf uit. Ik heb Fernando Pessoa als gids overwogen, maar ik bleek het tempo waarin hij toeristen rondleidt niet bij te kunnen benen. Lissabon is geen wedstrijd. Bovendien wil ik niet alleen bezienswaardigheden bezoeken, maar ook mensen zien, en dan vooral alfacinhas (‘slakropjes’) die doen alsof hun stad niet wordt overspoeld door toeristen.
Zij lezen de stad zonder dat ze een kaart nodig hebben. Zij weten er blindelings de weg. Ik niet. Ik kan me onderweg niet verliezen in een gesprek. Ik zou zomaar verdwalen. Dat spijt me.
Wat zou ik graag tot de ziel van Lissabon doordringen en een beetje thuis zijn in deze stad. Maar Lissabon zal altijd van anderen zijn. Van hen die haar verleden in hun genen meedragen en van hen die verantwoordelijk zijn voor haar toekomst. Dat stemt weemoedig. Of is mistroostig een beter woord voor wat ik voel?
Terwijl ik dit denk, en ondertussen geniet van mijn inktvis uit de oven, zit hij daar. Alleen. Zonder mobiele telefoon. Die in gedachten verzonken anachronistische jongeling. Hij is inmiddels uitgegeten. Nog even en dan moet ik hem laten gaan. Dan rekent hij af om vervolgens te verdwijnen in het labyrint dat deze stad voor mij is.
Voor de gelegenheid las en herlas ik:
Het meervoudige leven van Fernando Pessoa – Ángel Crespo (vertaling: Barber van der Pol)
Fernando Pessoa: vivendo e escrevendo, vol. 1 – Teresa Rita Lopes
Het onbekende zelf: Fernando Pessoa – Octavio Paz (vertaling en nawoord: August Willemsen)
Lissabon: wat de toerist moet zien – Fernando Pessoa (vertaling: Adri Boon)
Lissabon: een logboek. Stemmen, gezichtspunten en mijmeringen – José Cardoso Pires (vertaling: Catharine Barel en Arie Pos)
Deze column schreef ik in 2017 voor Literair Nederland.
Leave a Reply