Het had een hele mooie en vooral volle sportzomer moeten worden. Met zoals elk jaar Wimbledon en de Tour de France, en het EK Voetbal en de Olympische Spelen als toegevoegde waarden. Ik verheugde me, bereidde me voor, en toen mocht het niet zo zijn. Volgend jaar beter. Al gaat de Tour de France volgende week alsnog van start.
Dat voorbereiden stelde overigens niet zo heel veel voor. Het kwam voornamelijk neer op lezen – wist u trouwens dat literatuur van 1912 tot en met 1948 een Olympische discipline was? In 1928, het jaar dat de Spelen plaatsvonden in Amsterdam, wonnen Carel Scharten en Margot Scharten-Antink brons in de categorie epiek met hun roman De nar uit de Maremmen. Zij waren niet de enige Nederlanders die in de kunstcompetitie in de prijzen vielen: Isaac Israëls won met zijn Cavalier Rouge goud in de discipline schilderkunst; Jan Wils goud op de architectuur met zijn ontwerp van het Olympisch Stadion en Chris van der Hoef haalde zilver in de categorie reliëf en medailles met zijn Médaille pour les Jeux Olympiques. De medailleoogst was dat jaar ongekend rijk, Nederland kwam in al die jaren niet verder dan twee gouden, een zilveren en drie bronzen medaille(s): er zal dus wel sprake geweest zijn van enig thuisvoordeel.
Ik las dus, en was het volkomen met Fik Meijer eens die in Droom of daad: de terugkeer van de Olympische Spelen naar Griekenland pleit voor het definitief toewijzen van de Spelen aan het land waar ze voor het eerst gehouden werden. Oké, zijn betoog is absoluut niet scherp genoeg om het IOC op de knieën te dwingen, maar als hij wijst op het politieke prestige dat gepaard gaat met het binnenhalen van de Olympische Spelen en de torenhoog oplopende kosten legt Fik Meijer wel de vinger op twee heel zere plekken.
Ik las ook Lentetuin van Tomoka Shibasaki. Een kleine roman, het zou ook zomaar een novelle kunnen zijn, die je – volgens de uitgever, die een Duitse recensent citeert – zou ‘kunnen lezen als een kritiek op de bouw-boom in Tokio, die is veroorzaakt door de Olympische Spelen (…)’.
Steden die de Spelen mogen organiseren, doen er alles aan om zichzelf op hun voordeligst te presenteren. Daarom wil de Franse president Emmanuel Macron dat de restauratie van de vorig jaar gedeeltelijk in vlammen opgegane Notre-Dame de Paris in 2024 afgerond is. Daarom staan er in het Parijs van burgemeester Anne Hidalgo zoveel overheidsgebouwen in de steigers. De Parijzenaar die mij dat vorig jaar haarfijn uitlegde, leek niet erg onder de indruk van al dat bouw-vertoon (en hij was al helemaal geen voorstander van de Spelen in zijn stad).
In Lentetuin moeten oude gebouwen in niet per se de beste wijken wijken, en het is duidelijk dat het vooral de projectontwikkelaars zijn die daar financieel wijzer van worden. Maar toch betwijfel ik of Tomoka Shibasaki Lentetuin bedoeld heeft als een aanklacht tegen het pre-olympisch slopen van de stad. Ik las Lentetuin zoals het volgens Martin Oehlen van de Kölner Stadt-Anzeiger ook genoten kan worden: als een poëtisch stilleven, een werk met een volstrekt eigen, rustig ritme. Als een uitnodiging om bewust te kijken en heel precies te observeren’ .
Het verhaal over het hemelsblauwe huis en de omwonenden die hunkeren naar een thuis – als je het zo leest, is een verband met Het wolkenpaviljoen van Jannie Regnerus snel gelegd – is te tijdloos om louter als pre-olympische literatuur bestempeld te worden.
Door de blurb met de verwijzing naar de Olympische Spelen op de achterflap van Lentetuin herinnerde ik me een verhaal dat ik las in de aanloop naar de Olympische Spelen van Athene in 2004, en dat net als Lentetuin roman en novelle kan zijn: De zwerfkatten van Athene van Takis Theodoropoulos. Dit keer zijn het geen panden die het veld moeten ruimen, maar eeuwenoud Grieks erfgoed: zwerfkatten. Zwerfkatten die volgens een groepje strijdbare dames op leeftijd de reïncarnatie zijn van de grote Griekse wijsgeren.
De zwerfkatten van Athene is een statement. Een satirische aanklacht tegen de grote schoonmaak aan de vooravond van de Spelen. Maar Takis Theodoropoulos houdt zijn landgenoten ook een spiegel voor: in de Klassieke Oudheid behaalde resultaten bieden geen enkele garantie voor de toekomst.
(Zo er zoiets bestaat als pre-olympische literatuur dan hoort ook De man die in zijn eentje de Olympische Spelen organiseerde van Erik Jan Harmens – ook een satire: Erik Jan Harmens neemt in de persoon van Ron van Dijk, organisator van de Olympische Spelen van Amsterdam in 2012, de cultuur van beroepsplanners en veel-vergaderaars op de hak – tot dat genre.)
Het was wat voorbarig om me in de pre-olympische literatuur te verdiepen. Voorlopig vinden de Olympische Spelen van 2020 plaats in 2021. Maar mocht er tegen die tijd geen vaccin zijn, dan gaan ze alsnog niet door.
Hopelijk heb ik wat ik las met het oog op de Tour – Nederland heeft weer de gele trui: geschiedenis van het Nederlandse wielrennen 1961-1985 van Benjo Maso, zodat ik zelf ook wat feiten paraat heb en De man en zijn wielerverhalen: het complete fietswerk (1990-2020) van Wilfried de Jong: zou het zomaar van de koers kunnen winnen – minder tevergeefs gelezen.
Voor wie Olympisch wil lezen:
De nar uit de Maremmen van bronzen medaillewinnaars Carel Scharten en Margot Scharten-Antink staat op dbnl.org: deel I: Massano: het natuurlijke leven; deel II: Florence: de drie blinden, deel III: Naar de eeuwige stad.
De column stond op 22 augustus in Bazarow Magazine.
Leave a Reply