Als de renners Rochefort passeren hebben ze al meer dan honderd kilometer gefietst. Dat ze geen tijd hebben om het Maison de Pierre Loti te bezoeken, is niet erg: het museum is wegens een grondige restauratie gesloten. Maar een bezienswaardigheid schijnt het huis wel te zijn. In Couperus in de Oriënt geeft José Buschman er een beschrijving van, nadat ze eerst een relatie tussen Pierre Loti en Louis Couperus heeft gelegd:
‘Het wekt geen verwondering dat de grote literaire held van [Isabelle, lw] Eberhardt de schrijver Pierre Loti was. Pagina’s vol schrijft ze van hem over in haar dagboeken. Ze heeft werk van Loti vertaald in het Russisch. Couperus las eveneens graag de toch vaak sentimentele romans van Pierre Loti, pseudoniem van de marineofficier Julien Viaud (1850-1923). In Eline Vere laat hij Betsy van Raat, de zus van Eline, Loti’s Pêcheur d’Islande (1886) lezen. Ook Loti was volgens Couperus behept met een gevoelige artiestenziel die bevattelijk was voor de melancholie van de islam. En daar had hij gelijk in. Tot op het verdwaasde af vereenzelvigde Loti zich met de oriëntaalse wereld. Hij liep rond in oosterse gewaden, mat zich een Arabisch air aan en het deerde hem niet op te reis te worden uitgelachen door “Cookies” zijn benaming voor de Engelse toeristen die met een roodverbrand gezicht achter hun Cook-agent aan liepen. Zijn ouderlijk huis in Rochefort, van buiten ogend als een achttiende-eeuws herenhuis, bouwde hij om tot een waar oriëntalistisch paleisje, compleet met Turkse salon, Japanse pagode en heuse moskee, die maar liefst de hele tweede verdieping in beslag nam.’
Wie op basis van deze passage denkt dat de kwalificatie ‘sentimentele romans’ er een van José Buschman is, heeft het mis. Wie leest wat Louis Couperus Betsy van Raat laat vinden van Pêcheur d’Islande moet zich minstens afvragen of Couperus nu wel of niet van het werk van Pierre Loti hield:
‘Het regende: een koude, geeselende Maartsche regen en Betsy zat thuis, in het violette kabinetje, dat op de serre uitkwam. Het was er eenigszins donker, maar Betsy had haar fauteuil in het licht geschoven en zoo zat zij goed om te lezen: Pêcheur d’Islande van Pierre Loti. Maar het boek verveelde haar; hoe konden visschers nu zoo sentimenteel zijn! Langs de palmen der serre zag zij een enkelen keer in den dorren tuin, waar de regen de kale takken striemde. Ben zat op den grond, bij haar fauteuil, zijn dik hoofdje gedrukt in de japon zijner moeder, en hij keek zeer aandachtig naar een grooten tak van een bladerloozen kruliep, die telkens de wanhopigste wendingen maakte onder den stortvloed. Op eens zuchtte hij.
—Wat is er Ben? Heb je iets? vroeg Betsy.
—Neen, ma! antwoordde hij, verwonderd opziende, met zijn langzaam stemmetje.
—Waarom zucht je dan zoo, kind?
—Ik weet niet, ma!
Zij zag hem even doordringend aan; toen legde zij haar boek weg.’
Leave a Reply