Nadat het bij de bekendmaking van nominaties voor literaire prijzen lang ging over m versus v en Nederlanders die veel vaker op lijstjes voorkomen dan Vlamingen werd de focus bij de presentatie van de longlist van de Libris Literatuur Prijs 2021 naar een ander onderscheidend kenmerk verlegd. Het was de jury zelf die gewag maakte van het grote aantal jonge schrijvers onder de achttien kanshebbers.
Voor de statistieken: tien van de achttien schrijvers op de longlist zijn jonger dan veertig (de gemiddelde leeftijd is 46,9 jaar1. Voor de volledigheid: er zijn tien mannen genomineerd en acht vrouwen. Veertien schrijvers hebben de Nederlandse nationaliteit, de andere vier zijn Vlamingen), maar zelfs als de jongste genomineerde (Marieke Lucas Rijneveld, 29) er met de prijs vandoor zou gaan, dan nog is zij (ze is dan inmiddels dertig) niet de jongste winnaar ooit van de Libris Literatuur Prijs. Dat blijft Abdelkader Benali, die 28 was toen hij de prijs in 2003 kreeg voor De langverwachte. (Arnon Grunberg was 29 toen hij in 2000 zijn eerste AKO Literatuurprijs won met Fantoompijn, net zo oud als David Pefko was toen hij in 2012 de winnaar van de Gouden Boekenuil was met Het voorseizoen.)
Nu zegt leeftijd niet alles, en dat geldt ook in de literatuur. Interessanter dan de constatering dat de schrijvers onder de veertig in de meerderheid zijn, is de vraag of die tien schrijvers behalve het feit dat zij ‘millennial’ zijn – want geboren tussen 1981 en 1999 – nog iets meer gemeen hebben. Of ze thematisch, vormtechnisch en/of stilistisch voldoende overeenkomsten hebben om een representatieve afspiegeling te zijn van een nieuwe generatie auteurs waarover inmiddels de eerste wetenschappelijke studies zijn verschenen.
Maar misschien nog wel interessanter is de vraag of de oververtegenwoordiging van de millennialgeneratie een vooraankondiging is van een wisseling van de wacht. Er belandden in toenemende mate millennials op de long- en shortlists van grote literaire prijzen – alleen vorig jaar al: Bregje Hofstede, Nina Polak, Marieke Lucas Rijneveld en Jaap Robben (Libris Literatuur Prijs), en: Charlotte van den Broeck, Thomas Heerma van Voss, Koen Sels en Wytske Versteeg (Boekenbon Literatuurprijs)- maar tot nu toe wisten maar twee millennials een nominatie te verzilveren (de al eerder genoemde David Pefko en Joost de Vries die in 2014 de Gouden Boekenuil won).
Hun talent wordt erkend, en toch lijkt het alsof millennials zich tevreden moeten stellen met een plek in de wachtkamer. Zolang ook oudgedienden – auteurs die, ongeacht hun leeftijd, kunnen bogen op een zekere literaire status (in dit geval Jeroen Brouwers, Arnon Grunberg en Stefan Hertmans)- kwalitatief hoogwaardige romans blijven schrijven, lijken jury’s last te hebben van koudwatervrees en het niet aan te durven een millennial te bekronen.
Zouden juryleden denken dat zij daarmee verantwoordelijk worden voor het inluiden van het einde van een tijdperk? Of vinden ze het moeilijk om een grote naam te passeren ten faveure van een ‘jonkie’? Of speelt er zoiets banaals mee als de verwachting dat een prominente winnaar beter verkoopt dan iemand die nog naam moet maken?
Literatuurgeschiedenis wordt geschreven waar je bij staat. Pas achteraf blijkt of er sprake was van een harde return of van een geleidelijke overgang. En pas heel veel later blijkt of er niet te lang is vastgehouden aan vaste waarden. Het antwoord op de vraag of met tien millennials op de longlist van de Libris Literatuurprijs 2021 sprake is van (een vooraankondiging van) een wisseling van de wacht, laat dus nog even op zich wachten.
Aan het beantwoorden van de vraag of schrijvers geboren tussen 1981 en 1999 ook automatisch millennialschrijvers zijn – in de zin van behorend tot een duidelijk te definiëren literaire stroming – wordt nu al volop gewerkt.
In wat wordt gepresenteerd als de eerste overkoepelende letterkundige studie naar de millennialgeneratie – Affectieve crisis, literair herstel: de romans van de millennialgeneratie – durven Hans Demeyer en Sven Vitse wel te beweren dat er sprake is van generatievorming en millennialliteratuur. Kenmerkend voor die millennialliteratuur is volgens hen de ‘affectieve focus, met een grote nadruk op thema’s als hechting, verbinding, gemis en verlangen’.
Het wereldbeeld van de hedendaagse generatie schrijvers wordt volgens de onderzoekers bepaald door: ‘de ecologische crisis van de klimaatverandering, de financiële crisis van het neoliberalisme, de legitimiteitscrisis van de naoorlogse democratie, de identiteitscrisis van de natie, de politieke crisis van het patriarchaat en van het witte imperialisme, en niet te vergeten de affectieve crisis van onthechting en burn-out’. Geen wonder dat zij zich, volgens Demeyer en Vitse, afvragen: ‘Hoe kan ik de realiteit (mezelf, de ander, het verleden) voelen en ervaren?’
Wie de wereld zo tegemoet treedt, loopt natuurlijk een zeker risico navelstaarderig te worden, maar na vier van de tien millennialromans op de longlist gelezen te hebben, heb ik daar gelukkig nog niemand op kunnen betrappen.
Ook ontbreekt tot nu toe elk spoor van een strak literair-wetenschappelijk keurslijf dat de schrijvers zou moeten passen als een jas. Maar dat is natuurlijk niet zo gek, want – zoals Nathalie Sarraute het in het voorwoord van haar (nouveau) roman Tropismen stelt – ‘geen enkel literair werk kan louter als illustratie dienen voor theorieën’. En dat is maar goed ook.
1 Dit zijn de achttien schrijvers op de longlist van de Libris Literatuur Prijs 2021: Simone Atangana Bekono (30), Gerda Blees (36), Merijn de Boer (38), Jeroen Brouwers (80), Matthijs Deen (59), Arnon Grunberg (49), Laura van der Haar (38), Thomas Heerma van Voss (30), Stefan Hertmans (69), Cindy Hoetmer (54), Raoul de Jong (36), Herman Koch (67), Alma Mathijsen (36), Erwin Mortier (55), Marieke Lucas Rijneveld (29), Lize Spit (33), Ernst Timmer (66) en Sien Volders (38).
Deze column stond op 20 februari in Bazarow Magazine.
Leave a Reply