Toen de eerste kritiek op de keuze voor Marieke Lucas Rijneveld als vertaler van The Hill We Climb van Amanda Gorman hoorbaar werd, kwam uitgeverij Meulenhoff met een verklaring waarin de keuze voor juist deze vertaalster werd toegelicht. In datzelfde bericht stond dat Marieke Lucas Rijneveld hulp zou krijgen van een team sensitivity readers om haar te behoeden voor het maken van pijnlijke fouten. Waarmee toch min of meer werd uitgestraald dat het misschien toch niet zo heel vanzelfsprekend was dat Marieke Lucas Rijneveld zich over The Hill We Climb ging ontfermen (later zou blijken dat contractueel vastgelegd is dat de uitgever ongeacht wie het gedicht vertaalt gebruik moet maken van de diensten van drie sensitivity readers).
Over die mismatch is inmiddels wel genoeg gezegd en geschreven (behalve dan door het team Gorman): ik heb daar niets aan toe te voegen (behalve dat ik hoop dat Marieke Lucas Rijneveld hier geen blijvende schade van zal ondervinden). Ik wil het hebben over de sensitivity readers: professionele meelezers die niets meer en niets minder doen dan manuscripten screenen op culturele onnauwkeurigheden, representatiekwesties, vooringenomenheid, stereotypen en problematisch taalgebruik. Niets meer en niets minder, want voor het bewaken van de grote lijnen, het geven van gedetailleerde feedback en het de moed erin houden is de redacteur nog steeds de eerst aangewezen sparring partner van een schrijver.
Hoewel… de eerste die een schrijver op de vingers tikt, is de schrijver zelf. Is het niet zijn vakmanschap dat hem erop wijst dat er iets niet klopt, dan zorgt zijn intuïtie er wel voor dat hij nattigheid gaat voelen, en in het uiterste geval is er ook nog zijn geweten dat begint te spreken. Daar merkt de lezer in de meeste gevallen niets van, zoals hij ook niets merkt van meelezers en andere professionals die voordat het verschijnt aan een boek (laten) sleutelen. De meeste lezers hebben geen idee hoeveel hulp een schrijver krijgt en hoe vaak hij goedbedoelde adviezen alsnog beleefd naast zich neerlegt. En dat is misschien maar goed ook, want wat heeft het voor zin om illusies die horen bij de romantiek van het schrijverschap te verstoren.
Al staat het een schrijver natuurlijk vrij om iets van dat proces prijs te geven, of er zelfs – zoals Adriaan van Dis dat doet – in zijn werk rechtstreeks aan te refereren. Wordt de schrijver in In het buitengebied nog geplaagd door een relatief onschuldige binnenstem die hem wijst op zijn onvolkomenheden, in zijn meest recente roman Klifi: woede in de republiek Nederland laat Adriaan van Dis zijn Jákob Hemmelbahn last krijgen van een censor die hem in de nek hijgt en zinnen influistert waar hij zich geen buil aan zal vallen, met bloedeloos proza en een weloverwogen wanhoopsdaad als resultaat. Zo desastreus kan de invloed van een al te opdringerige meelezer zijn.
Een sensitivity reader is geen censor, en – als het goed is – is het toetsen van teksten op gevoeligheden geen censuur, maar het benadrukken van de noodzaak van sensitivity readers daar waar met name black lives matter zet de zaak wel op scherp. Het maakt mensen verdacht en suggereert dat het vooral als het om multiculturele dan wel diversiteitskwesties gaat, nodig is om ‘gevoeligheidslezers’ – wat een lelijk woord van de week was dat – bij de totstandkoming van een boek te betrekken.
Terwijl het vanzelfsprekend zou moeten zijn dat iedere maker zich bewust is van de dominantie van het eigen wereldbeeld en dus, zeker als hij zich op een voor hem relatief onbekend terrein begeeft, alles in het werk stelt om volkomen geloofwaardig te zijn. De opdracht is dus altijd: overspeel je hand niet en laat je raden nog voordat de ander er om vraagt. Dat is zeker niet alleen in het belang van degene die zich aan het eind van een onvoldragen verhaal niet begrepen of zelfs miskend of gekwetst zou kunnen voelen.
Na de ook al ontspoorde discussie over culturele toe-eigening, met als gevolg dat wie beschuldigd werd van ‘cultuurkaping’ krampachtig in de verdediging schoot en de kans op het uitwisselen van argumenten en een goed gesprek bijna bij voorbaat verkeken leken, dreigt rondom de inzet van sensitivity readers eenzelfde door activisme gekleurde controverse. Het ging al gauw niet meer alleen over de vraag of er in dit specifieke geval – al dan niet ingegeven door commerciële motieven (en nog los van de vraag of Marieke Lucas Rijneveld de brontaal voldoende machtig is) – een inschattingsfout gemaakt was, maar ook over de ongewenste effecten van het inzetten van sensitivity readers in het algemeen. Zij zouden te veel te zeggen hebben en artistieke vrijheden inperken. Zodra het woord censuur viel, was het kwaad geschied.
Deze ophef doet de ‘beroepsgroep’ geen goed, want sensitivity readers moeten net als redacteuren en andere professionals in de productieketen achter de schermen in relatieve stilte hun werk kunnen doen. Omdat elke literaire tekst het verdient met de grootst mogelijke zorgvuldigheid behandeld te worden voordat hij aan een publiek wordt prijsgegeven.
Deze column stond op 6 maart in Bazarow Magazine.
Leave a Reply