Oké, ik geef het onmiddellijk toe. De feiten spreken het tegen. Ik heb de drieëntwintig* in het Nederlands verschenen titels van Haruki Murakami niet alleen allemaal in de kast staan, maar ook – en de meeste meer dan één keer – gelezen. Van zeker de helft van zijn romans heb ik een Engelse vertaling. Ik had het vrijdag verschenen tweede deel van De moord op Commendatore uit op het moment dat ik zaterdag om twaalf uur aan boord ging van het SS Rotterdam voor het Murakami Weekend.
Dat is allemaal waar, maar ik ben geen Murakamista. Ik ben geen hondstrouwe fan en hoef ook niet bij elke tomaat die ik snijd aan Murakami te denken.
Ik begon niet blanco aan zijn oeuvre. Murakami werd me namelijk van harte aanbevolen, eerst door Tim Krabbé, daarna vond ook Abdelkader Benali dat ik niet om hem heen kon. Ik liet me niet kennen en begon, en het moet gezegd: De jacht op het verloren schaap kostte me geen enkele moeite, ook al had ik sinds De trein der traagheid van Johan Daisne geen magisch-realistische roman meer gelezen.
Van sciencefiction en fantasy houd ik niet en ook Murakami’s universum is eigenlijk het mijne niet, toch werd ik een gretige lezer van zijn werk, en dan met name van dat deel waarin parallelle werelden de vanzelfsprekendheid zelve zijn. Tijdens dat lezen geef ik mij volledig aan hem over, maak ik geen enkel voorbehoud en geloof ik alles. Een pop van lucht, sprekende reuzenkikkers of een Idea die weggelopen lijkt uit een schilderij: ik zie het allemaal voor me. In kleur en driedimensionaal.
Daarom snap ik ook niet waar die beelden en de bijbehorende betovering blijven als ik een boek dichtsla. Normaal gesproken zindert een boek nog geruime tijd na, maar bij Murakami blijft dat onder de huid gaan zitten uit. Dat niet beklijven doet denken aan wat Ype de Boer in Murakami en het gespleten leven schrijft als hij het heeft over de ervaringsarmoede waar veel van Murakami’s personages aan leiden: ‘Een ervaring is een gebeurtenis die ons verandert, ons vormt en richting geeft. Een belevenis kan ons daarentegen volledig onaangedaan laten, (…)’, en dat baart mij zorgen. Dat zou namelijk betekenen dat wat ik lees mij niet raakt en dus ook niets teweegbrengt. Dat ik na het lezen nog precies dezelfde ben als degene die ik daarvoor was. Zo’n lezer wil ik niet zijn.
Ik ben zeker geen lezer die denkt dat sake drinken, Japanse karakters schrijven en mediteren helpt om dichter bij Murakami te komen. Literatuur heeft geen belevenissen en ook geen toegevoegde waarde nodig.
Daarom moest ik anderhalve dag stug doorlezen. Het tweede deel van De moord op Commendatore moest uit voordat ik incheckte op het SS Rotterdam. Ik ben geen Murakamista, ik gunde mezelf gewoon een leeservaring zonder toeters en bellen.
* Deze column schreef ik drie jaar geleden voor Literair Nederland. Het tweede deel van De moord op Commendatore was toen net verschenen. Inmiddels zijn we drie Murakami-titels verder: Romanschrijver van beroep, Een kat achterlaten en Eerste persoon enkelvoud. Ik ben nog steeds geen Murakamista, maar heb ook het net verschenen Eerste persoon enkelvoud al weer bijna uit (en die andere twee titels natuurlijk helemaal).
Leave a Reply