Wat zal zijn biograaf balen, was het eerste dat ik dacht toen ik vaarwel: achtergelaten gedichten van Lucebert doorbladerde. Krijgt een ander zomaar een verzameling behoorlijk voldragen niet eerder gepubliceerde gedichten in de schoot geworpen, terwijl hij – de biograaf – zich jaren in het leven en werk van Lucebert verdiepte voordat hij aan het schrijven van zijn biografie begon.
Balen want: koestert niet elke biograaf de stille hoop om tijdens zijn onderzoek op ‘iets’ te stuiten waardoor ten minste het werk van zijn biografeling* in een nieuw daglicht komt te staan.
Zou Wim Hazeu – want hij was het die zich over Lucebert ontfermde – als hij deze vroege gedichten wel bij de hand gehad had minder ingezoomd hebben op het zwervende bestaan van Bertus Swaanswijk (volgens hem de verklaring voor het feit dat er her en der gedichten en tekeningen zijn blijven slingeren), maar op basis van deze poëzie kans gezien hebben de vliegende start van deze Vijftiger te relateren aan Luceberts opvatting over dichterschap (of desnoods te duiden in het licht van diens ideeën over debuteren).
Een beetje zoals Heather Clarke in haar biografie Rode komeet: het korte leven en de vlammende kunst van Sylvia Plath korte metten maakt met het idee dat Sylvia Plath een slachtoffer was van de omstandigheden en haar werk daar rechtstreeks uit voortvloeit. Op basis van niet eerder voor onderzoekers beschikbare gedichten en verhalen uit de vroege jeugd van Sylvia Plath toont Heather Clarke aan dat Sylvia Plath al heel vroeg duidelijke ideeën had over de dichter die ze wilde worden en daar een kort leven lang naar las en schreef.
(Tussen haakjes en voor wat het waard is: Wim Hazeu kende tenminste één van de ‘achtergelaten gedichten’ uit vaarwel. In Lucebert: biografie citeert hij een strofe uit een ‘titelloos en ongebundeld gedicht’, de strofe waarmee het titelloze gedicht op bladzijde 67 van vaarwel: achtergelaten gedichten opent.
Wat dan weer de nodige vragen oproept: heeft Hazeu misschien meer ‘achtergelaten gedichten gelezen’ (zoals hij wel meer ongepubliceerd gebleven poëzie van Lucebert las)? én: hoe belandde dit ongebundelde (maar schijnbaar wel ergens verschenen) gedicht tussen de onbekende gedichten in vaarwel?
En dan nog iets: dat Hazeu in elk geval dat ene gedicht kende, zegt mogelijk iets over de reden waarom Lucebert de gedichten definitief achterliet en daarna geen pogingen deed om – eventueel met hangende pootjes, vanwege de aangerichte schade die aan het achterlaten vooraf ging – zijn werk terug te halen: hij was al een versie verder. Maar dat laatste is voorlopig pure speculatie mijnerzijds.)
Deze column dreigt nu een stuk concreter te worden dan de bedoeling was. Eigenlijk ging het mij alleen om die toevallig ontdekte gedichten. Die had ik willen gebruiken om het te hebben over het waarschijnlijk veel te romantische beeld dat ik koester van biografen.
Als ik aan biografen denk, zie ik mannen en vrouwen die zich ‘bezeten van nieuwsgierigheid’ (niet mijn woorden, maar die van Elsbeth Etty) storten op het doen en laten van een ander. Die informatie hamsteren tot ze bedolven dreigen te raken onder het vele dat zij verzameld hebben. Mensen die zich suf lezen, met een potlood in de hand waarmee ze de ene na de andere aantekening in de kantlijn maken, en zich vastbijten in de kleinste details en op zoveel mogelijk slakken zout proberen te leggen, maar zichzelf er ook steeds weer aan herinneren dat zij de grote lijn niet uit het oog moeten verliezen.
En zo iemand vindt dan ergens in de loop van de tijd dat hij zijn eigen bestaan on hold staat ‘iets’ waar hij wel of niet naar op zoek was. ‘Iets’ waardoor hij zijn kijk op het leven dat hij onder handen aan het nemen is, moet bijstellen. Of ‘iets’ waarvan onmiddellijk duidelijk is dat het een ontbrekende schakel is in het oeuvre dat uit dat leven voortgekomen is. Een schoenendoos vol brieven bijvoorbeeld of ‘een stapel Lucebert-poëzie’.
Wat wil een mens nog meer. Man, wat zou ik graag iemands biograaf zijn!
* Een door Jan van der Vegt in Vierspan: over biografieën en het schrijven ervan geïntroduceerde benaming voor degene die het onderwerp is van een biografie. Wim Hazeu pleitte in 2018 tijdens een door het Louis Couperus Genootschap georganiseerde studiedag over biografieën voor een breed gebruik van dit woord.
Deze column stond op 20 maart in Bazarow Magazine.
Leave a Reply