Adriaan van Dis heeft het consequent over ‘uitgesteld heden’ als hij het heeft over de tijd waarin zijn roman Klifi: woede in de republiek Nederland speelt. Voor de relatief kleine sprong in de tijd die hij maakt – Klifi speelt zich af in 2030 – is dat een adequate aanduiding van toekomstige tijd, maar wat hij met dat benadrukken van dat dichtbij in de tijd vooral lijkt te willen zeggen is dat wij – zijn lezers: – a. ons niet moeten laten afschrikken door het als dystopisch te boek staande genre ‘klimaatfictie’ (cli-fi is wat sci-fi was), en b. niet moeten doen alsof de realiteit van het personage Jákob Hemmelbahn voor ons volkomen vreemd is. Wegkijken – van het vluchtelingenprobleem, de opwarming van de aarde met alle gevolgen van dien en de opkomst van extreem-rechts – heeft geen zin. Wij zijn deel van Hemmelbahns probleem en medeverantwoordelijk voor de situatie waarin het Nederland van 2030 zich bevindt.
Nee, dan Christiaan Weijts en Ewoud Kieft. Die bieden hun lezers ten minste nog een denkbeeldige kans om te ontsnappen. Om zich niet direct schuldig te voelen over het onheil dat wordt aangericht in hun toekomstromans: Christiaan Weijts pendelt in Furore tussen 1904 en 2054 en Ewoud Kieft kiest in De onvolmaakten 2060 als tijd delict.
Dat lijkt veilig ver weg: Kris, de kunsthistoricus die in Furore belast is met het ontwikkelen van een virtuele realiteit die Chinese toeristen honderdvijftig jaar nadat Pablo Picasso (samen met Tom Schilperoort, maar die spreekt voor Chinezen minder tot de verbeelding) het dorp bezocht naar Schoorl moet lokken, werd volgens zijn ouders verwekt in de nacht dat het dak en de torenspits van de Notre-Dame vlam vatte. Dat is deze week dus twee jaar geleden. Cas(imir), de jongen die in De onvolmaakten zijn ‘Gena’ – bij Adriaan van Dis zou zij een ‘censor’ of ‘binnenstem’ heten, maar hier gaat het om een zelflerend algoritme – ernstig in verlegenheid brengt en maakt dat zij zich voor een Raad van Toezicht moet verantwoorden voor haar empathische manier van coachen – met het aanpassen van haar taakomschrijving als gevolg – wordt pas over zeven jaar geboren, maar dat is natuurlijk maar schijn.
Want: hoe toekomstig of futuristisch de romans van Christiaan Weijts en Ewoud Kieft ook mogen zijn, hun verhalen zijn net als Klifi geworteld in het continuüm van verleden, heden en toekomst. En dus moeten Kris en Cas op onze blaren zitten. Min of meer dan, want zij zijn natuurlijk ook verantwoordelijk voor hun eigen doen en laten.
Alle verstreken tijd, kunstmatige intelligente en augmented reality ten spijt: Kris en Cas – en met hen veel personages die in de nabije toekomst spelende dystopische literatuur opgevoerd worden – blijven namelijk mensen van vlees en bloed.
Had ik al gezegd dat ik geen liefhebber ben van science fiction? Althans: ik houd niet van speculatieve fictie waarin het alleen maar draait om het etaleren van waar de mensheid op termijn toe in staat zal zijn. Al te veel opzettelijke vervreemding – terwijl de volken die gevonden worden tijdens het zoeken naar nieuw leven en nieuwe beschavingen(‘To boldly go where no one has gone before!’) vaak net iets te veel op mensen lijken om voor echt buitenaards door te kunnen gaan – is aan mij niet besteed.
Maar als het situeren van decor, plot en personages in de toekomst geen doel is maar een middel ben ik een stuk milder.
Het is waar wat Ewoud Kieft nog niet zo lang geleden schreef:
‘Het spel van de literaire verbeelding biedt de ruimte om onbevooroordeeld, en met geen andere reden dan het verhaal zelf, op zoek te gaan naar alle mogelijkheden die een situatie biedt, de acties en reacties van verschillende karakters te volgen, de consequenties van elke handeling uit te denken.’
Hij vergelijkt fictie met een afgeschermd laboratorium, en ziet voor zich hoe:
‘alle denkbare krachten op elkaar worden losgelaten, nauwgezet worden onderzocht in verschillende contexten en in de vorm worden gegoten van een verhaal dat tot ver in de toekomst kan blijven resoneren.’
Dat laatste – tot ver in de toekomst kunnen blijven resoneren – is maar op een beperkt aantal verhalen van toepassing: niet iedere schrijver streeft er naar en/of heeft het in zich om een verhaal te schrijven dat zo tijdloos en kwalitatief hoogstaand is, dat het meer dan één generatie lezers meegaat.
Maar het beeld van een roman als een gesloten circuit, waar de lezer op zijn beurt wordt losgelaten onder de voorwaarde dat hij zich onvoorwaardelijk overgeeft voordat de deuren van een universum dat het zijne niet is zich openen, dat slaat als het goed is op heel veel verhalen.
En dan maakt het niet uit of zo’n verhaal zich afspeelt in 1904/5, 1984, 2001, 2030, 2054, 2060 of in een ‘uitgesteld heden’. Of het cli-fi, sci-fi, een utopie, een dystopie of wat voor toekomstroman dan ook is. Historisch dan wel contemporain. Zolang zo’n roman mij maar op ideeën brengt en ik door het lezen van het verhaal wijzer en weldenkender terugkeer naar mijn eigen wereld/bubbel. Maar dat laatste is voor mij dan eigenlijk weer zo vanzelfsprekend dat ik het strikt genomen niet op had hoeven schrijven.
De column stond op 17 april in Bazarow Magazine.
Leave a Reply