Het zou zomaar kunnen dat als maandagavond de Libris Literatuur Prijs 2021 wordt uitgereikt ik het winnende boek niet gelezen heb. Terwijl ik toch tijd genoeg gehad heb om de zes romans op de shortlist te lezen. Voor wie gemiddeld minstens drie boeken per week leest, zou dat een peulenschil moeten zijn.
Met nog één roman te gaan zou je kunnen zeggen dat het op het nippertje niet gelukt is – de kans dat ik de winnaar niet gelezen heb is dus zestien komma zes zes zes zes zes zes zeven procent – maar daarmee wordt de werkelijkheid geweld aangedaan. Ik ben meer dan eens in het boek begonnen, ook al voordat het genomineerd werd, en het wil tot nu toe tussen mij en die roman nog niet klikken.
Ik weet niet precies wat het is dat mij tot nu toe weerhouden heeft. Zou het kunnen zijn dat ik bang ben dat de roman alle verwachtingen die gewekt zijn niet kan waarmaken. Dat ik het boek en de schrijver daarom nog wat respijt geef. Of ben ik gewoon bang. Bang dat ik de confrontatie met dit boek niet aankan. Of is het zoiets banaals als de bladspiegel of het lettertype. Hoe het ook zij: ik heb het lezen na de paar gestrande pogingen zo lang uitgesteld dat ik nu zeker weet dat ik de roman niet op tijd uit heb. En dus gaat mijn stem verloren: alleen wie alle genomineerde titels gelezen heeft, heeft het recht om een eigen winnaar uit te roepen.
En dat is jammer, want voor mij is het dit jaar geen uitgemaakte zaak. Er was echt iets te vergelijken en te kiezen. Voor zeker vier van de vijf romans die ik wel gelezen heb is genoeg te zeggen om de weegschaal in het voordeel van dat boek door te laten slaan. Dat zijn de romans waarin de schrijver iets probeert en nastreeft. Waarin hij zichzelf, zijn personages of de taal uitdaagt en oprekt. En als hij daar niet voor de volle honderd procent in slaagt, slaat de balans als alle plus- en minpunten tegen elkaar weggestreept zijn nog altijd door naar de positieve kant.
Wat, nu ik niet alle romans gelezen heb, rest is om op basis van de statistieken en het profiel van de jury te komen tot een beredeneerde gok, of een educated guess zoals het in het Engels misschien nog wel mooier heet, en zo in zekere zin te ‘voorspellen’ wie maandagavond vijftigduizend euro rijker is.
Laten we de statistieken er maar even bij pakken.
Gold voor de achttien genomineerde schrijvers op de longlist nog dat:
– acht van hen vrouw is (44,44 procent);
– veertien auteurs de Nederlandse nationaliteit bezitten (77,78 procent)
– tien schrijvers onder de veertig zijn (55,56 procent);
– de gemiddelde leeftijd 46,9 jaar is.
Op de shortlist – de zes overgebleven kanshebbers – zien de cijfers er zo uit:
– drie vrouwen (50 procent);
– vijf Nederlanders (83,33 procent);
– vier millennials (66,67 procent);
– gemiddelde leeftijd: 45,0 jaar (Een kleine kanttekening: twee van de zes auteurs verjaarden tussen het bekendmaken van de long- en de shortlist. Zonder deze correctie zou de gemiddelde leeftijd 44,7 jaar geweest zijn).
Maar wat zegt dat? Helemaal niets, al zal een statisticus zeggen dat de kansen van vrouwen, Nederlanders en millennials gestegen zijn (zul je zien dat die ene Vlaamse man van middelbare leeftijd die genomineerd is er met de prijs vandoor gaat).
Het is een illusie om te veronderstellen dat het op grond van zulke cijfers mogelijk is iets te zeggen over de kansen op deze prijs (ook al toonde literatuurwetenschapper Hugo Verdaasdonk in het verleden door empirisch onderzoek op basis van statistische gegevens aan hoe voorspelbaar – of eigenlijk: hoe herleidbaar – keuzes zijn, ook als het om winnaars van literaire prijzen gaat).
Want laten we eerlijk zijn: literaire kwaliteit laat zich niet kwantificeren. Literaire kwaliteit laat zich zelfs nauwelijks objectiveren. Hoe uitmuntend of belabberd een roman – het idee, de opbouw, de stijl, de personages – ook is, bij het beoordelen spelen er altijd subjectieve zaken – opvoeding, leeservaring, smaak, solidariteit, gemoedstoestand (van de lezer), reputatie (van de schrijver) – mee. En dus heeft speculeren, net als het berekenen van kansen en het afsluiten van weddenschappen, helemaal geen zin.
Dus zullen we voortaan al dat rituele gekonkel dat nergens anders goed voor is dan het opkrikken van het eigen ego of het bij voorbaat diskwalificeren van een jury, achterwege laten en pas na afloop (als dat dan nog nodig mocht zijn) oordelen over de keuze die een jury – in het geval van de Libris Literatuur Prijs 2021: Lilianne Ploumen (v, NL, 1962/58 jaar), Judith Eiselin (v, NL, 1970/ 50 jaar), Johan Fretz (m, NL, 1985/36 jaar), Maarten Moll (m, NL, 1966/54 of 55 jaar) en Yves T’Sjoen (m, B, 1966/55 jaar) – na het consciëntieus lezen van heel veel meer boeken dan er op de longlist staan en het ampele overwegen daarna heeft gemaakt. En de winnaar haar zijn prijs gunnen.
Misschien toch nog even voor de volledigheid. Dit zijn, op anciënniteit, de zes auteurs die genomineerd zijn voor de Libris Literatuur Prijs 2021: Jeroen Brouwers (1940/81 jaar) met Cliënt E. Busken, Erwin Mortier (1965/55 jaar) met De onbevlekte, Merijn de Boer (1982/38 jaar) met De saamhorigheidsgroep, Gerda Blees (1985/36 jaar) met Wij zijn licht, Simone Atangana Bekono (1991/30 jaar) met Confrontaties en Marieke Lucas Rijneveld (1991/30 jaar) met Mijn lieve gunsteling.
Deze column stond op 8 mei in Bazarow Magazine.
Leave a Reply