President Macron van Frankrijk is eerder deze week afgereisd naar Rwanda om daar te verklaren dat Frankrijk door de steun die het land verleende aan het corrupte Hutu-bewind medeverantwoordelijk is voor de genocide waardoor in 1994 in honderd dagen zeker achthonderdduizend mensen – Tutsi’s en gematigde Hutu’s – het leven lieten. Excuses bood hij niet aan.
De naam van Emmanuel Macron komt niet voor in het Boekenweekessay De genocidefax: wat doe jij als het erop aankomt, waarin Roxane van Iperen in kort bestek maar heel adequaat en confronterend de contouren en de details van de kwestie schetst. Het land waar Macron sinds 14 mei 2017 president van is noemt zij twee keer. Beide keren houden verband met de rol van Frankrijk als lid van de Veiligheidsraad, maar vooral de tweede keer gaat het rechtstreeks over de rol die Frankrijk speelde in het conflict tussen de Tutsi’s en de Hutu’s:
‘De Verenigde Staten wilden geen herhaling van “Mogadishu” en hadden bovendien geen financiële belangen in Rwanda – een groot verschil met de actiebereidheid in olierijk Koeweit in 1991. Wat betreft de overige vaste leden in de Veiligheidsraad: Rwanda interesseerde ze niet (China, Rusland), ze leverden wapens aan het land of voelden zich al overvraagd op de Balkan (Engeland), of waren al jaren dik bevriend met het extremistische Hutu-regime en leverden militaire steun (Frankrijk). Een ding hadden ze echter gemeen: alle vertrouwden ze erop dat het publiek zich niet kon identificeren met de slachtoffers van een strijd die zelfs door toonaangevende westerse media werd verslagen in woorden als “chaos”, “anarchie” en “tribale” of “etnische onlusten”.’
Het gaat Roxane van Iperen in De genocidefax niet primair om de moves die de diverse mogendheden maakten. Het gaat haar om het verschil dat individuen kunnen maken in conflictsituaties door zich te onttrekken aan de groepsdruk en zich uit te spreken. In De genocidefax is degene die van doorslaggevende betekenis had kunnen zijn VN-commandant Roméo Dallaire. Hij heeft haarscherp in de gaten hoe snel het sluimerende conflict tussen de Hutu’s en de Tutsi’s na het neerhalen van het vliegtuig met daarin de Rwandese president uit de hand zal gaan lopen, als er niet doeltreffend opgetreden wordt. Roméo Dallaire laat geen gelegenheid voorbijgaan om zijn meerderen te waarschuwen, maar hij moet met lede ogen aanzien hoe zijn analyses in bureaulades verdwijnen en zijn manschappen door opdrachten die vanzelfsprekend zouden moeten zijn in gevaar gebracht worden. De (genocide)fax die Roméo Dallaire al in een vroeg stadium verstuurt, wordt genegeerd. Met alle desastreuze gevolgen van dien.
Via het verhaal van Roméo Dallaire stelt Roxane van Iperen onderwerpen als moraliteit en verschilligheid aan de orde. Ze laat zien hoe je ondanks duidelijke en dwingende verhoudingen toch klokken kunt luiden. Want de vraag die de ondertitel is van het Boekenweekessay – ‘wat doe jij als het erop aankomt?’ – is er één van alle tijden en heel veel verschillende omstandigheden. Het zou dé vraag moeten zijn die iedereen zich stelt als hij oordeelt over het gedrag van anderen die in de verdrukking raken of getuige zijn van wantoestanden.
In die zin is het jammer dat Roxane van Iperen bij het invullen van het thema ‘Tweestrijd’ gekozen heeft voor een internationaal conflict. Niet iedereen komt voor zulke hete vuren te staan als Roméo Dallaire, terwijl iedereen momenten kent waarin hij in gewetensnood komt en zichzelf achteraf wellicht verwijt niet handelend genoeg opgetreden te hebben. Roxane van Iperen had het gezien de roerige tijden waarin wij leven nog wel iets dichter bij huis mogen zoeken, want daar zijn – dat blijkt ook uit de kwesties, waaronder de toeslagenaffaire, die zij aanraakt in haar essay – genoeg onderwerpen voorhanden zijn die ook om een duidelijke stellingname vragen.
Leave a Reply