Waar zou de literatuur zijn als een schrijver zich niet meer mag inleven in een ander om vervolgens een verhaal te vertellen vanuit het perspectief van die ander of over die ander? Wat mij betreft nergens, en dus vind ik het lastig om te bepalen waar de vraag over culturele toe-eigening begint en eindigt als het de literatuur betreft. Al vind ik wel dat je niet op de loop moet gaan met (het hebben en houden van) een ander als je niet in staat bent om daar op een geloofwaardige wijze kond van te doen. Maar dan hebben we het over kwaliteit en dat is iets anders dan het afbakenen van verboden gebied.
Ik vind dus dat A.F.Th. van der Heijden geen verantwoording hoeft af te leggen over het feit dat zijn roman Stemvorken draait om de liefde tussen twee vrouwen. Of hij ook een goed boek geschreven heeft, kan ik nog niet beoordelen, ik ben pas op bladzijde 73 en dat betekent dat ik er nog 810 pagina’s te gaan heb.
Ik wil het ook helemaal niet over culturele toe-eigening hebben, maar ik weet niet precies hoe het heet waar ik het wel over wil hebben, en het heeft met A.F.Th. van der Heijden te maken, vandaar dat ik deze omweg bewandel.
Het zit namelijk zo: toen de eerste delen van De tandeloze tijd verschenen, las ik die graag en gretig. Ik zag niets kwaads in dat genieten van de avonturen van Albert Egberts en zijn trawanten. Tot iemand – een collega-bibliothecaris – me er op aansprak. Hij kon zich niet voorstellen dat ik – een vrouw – De slag om de Blauwbrug, Vallende ouders en De gevarendriehoek (meer delen waren er toen nog niet) volledig op waarde zou kunnen schatten. Want het zijn romans waarin het mannelijk perspectief dominant is en het heel veel over mannendingen gaat.
Eerlijk gezegd had me nog nooit afgevraagd of een boek wel speciaal voor mij geschreven is. Ik lees al mijn hele leven veel en van alles. Maar het is waar: er zijn boeken waar ik meer en boeken waar ik minder moeite voor moet doen. En misschien ligt het dan voor de hand om te veronderstellen dat de traditionele scheidslijn tussen de seksen (of is het: de scheidslijn tussen de traditionele seksen) daarbij een rol speelt.
Ik hoop (en weet) dat dat niet waar is, want de ultieme consequentie is dan dat mannelijke lezers zich het beste kunnen beperken tot het lezen van boeken van mannelijke schrijvers met mannelijke personages (dat is een klein beetje de realiteit), en vrouwelijke lezers alleen nog maar vrouwen lezen die over vrouwen schrijven (daar zullen boekverkopers niet blij mee zijn).
Gendergeleid lezen – laat ik het maar even zo noemen: ik moet er niet aan denken! Ik loop liever het risico dat ik tijdens het lezen iets over het hoofd zie, dan dat complete werelden onontgonnen blijven. Zoals de literatuur nergens is als de schrijver zich geen levens van anderen meer mag toe-eigenen, draagt ook een lezer die veroordeeld wordt tot gendergeleid lezen bij aan het failliet van de literatuur.
En dus ben ik A.F.Th. van der Heijden altijd – zonder gewetensbezwaren en vrij van elk innerlijk conflict – blijven lezen (al ben ik wat De tandeloze tijd betreft niet helemaal bij, en dat heeft niet alleen te maken met de bibliofiele edities die de schrijver het licht heeft doen zien, uitgaven die buiten het bereik blijven van de gewone sterveling die deze lezer is) en gun ik mijn oud-collega – met wie ik het uiteindelijk uren over De tandeloze tijd heb gehad – Stemvorken van harte.
Leave a Reply