Misschien moet jij daar eens een stukje over schrijven. Zegt de schrijver die zich mateloos kan ergeren aan collega’s die in zijn ogen makkelijk scoren met autobiografische verhalen. Zelf doet hij veel moeite om zijn verhalen te verzinnen. Dat kost energie. Dat put uit. Dat maakt dat schrijven voor hem bepaald geen pretje is.
Hij komt er regelmatig op terug. Het zit hem hoog. En mij zit het hoog dat hij niet ziet dat de werkelijkheid niet zo zwart-wit is als hij doet voorkomen en dat ik hem dat niet recht in zijn gezicht durf te zeggen.
Volgens mij is elk verhaal tot op zekere hoogte autobiografisch. Een schrijver kan niet anders dan putten uit wat hij weet, meemaakt en vindt. Dat geldt zelfs voor een schrijver die denkt dat hij zijn verhalen van begin tot eind verzint (dat weet ik in dit geval zeker).
Terwijl omgekeerd voor elk autobiografisch verhaal geldt dat het deels verzonnen is. Zelfs schrijvers die er een eer in stellen hun leven zo nauwkeurig en getrouw weer te geven, doen niet moeilijk over het liegen van een deel van de waarheid.
Maar ik snap de schrijver wel. Terwijl hij zijn verhalen verzint en daardoor extra moeite moet doen om te zorgen dat alles tot in de kleinste details klopt (soms moet hij zelfs extra details toevoegen om te zorgen dat de lezer hem straks gelooft), kijkt hij met een zekere jaloezie naar de collega’s die volgens hem gaan zitten en het zich veroorloven om een beetje voor de vuist weg te schrijven. Collega’s die nog niet eens droog zijn achter de oren en ondanks dat vinden dat hun levens groots en meeslepend genoeg zijn om onder het mom van literatuur te boek te stellen.
Het is ook om stikchagrijnig van te worden: een gewaardeerd schrijver zijn en vervolgens links en rechts ingehaald worden door collega’s waar je nog nooit van gehoord hebt die zich mogen verheugen in veel aandacht en mooie recensies. Dat is denk ik wat de schrijver het meest dwars zit.
Het is ook voor deze auteur niet eenvoudig om te accepteren dat in het verleden behaalde resultaten geen garantie bieden voor de toekomst. Hij voelt dat hij zich meer dan ooit met elk boek opnieuw moet bewijzen, en misschien wel opnieuw moet uitvinden. Dat valt al niet mee, maar nog moeilijker is het om onder ogen te zien dat er steeds weer nieuwe schrijvers opstaan (soms zelfs een hele generatie tegelijk) die hun plaats in de literatuurgeschiedenis bevechten en verdienen. Schrijvers die anno nu – net zoals hij meer dan dertig jaar geleden – de Nederlandse literatuur binnen denderen en meteen alle aandacht op zich gericht weten.
Dit geconstateerd hebbende heeft de schrijver natuurlijk gelijk: over het gebruik van fantasie (of nie) moet ik misschien inderdaad maar eens een keer een stukje schrijven (of misschien wel een stuk), want tussen het zwart van een puur autobiografische tekst en het wit van een van a tot z verzonnen verhaal (in zijn ogen) zitten nog heel veel tinten grijs.
Leave a Reply