De voetbalcompetitie is nog maar net afgelopen of de transfercarrousel draait al volop. Terwijl het transferluik officieel nog niet eens geopend is (en het prijsopdrijvende EK nog moet beginnen). Er wordt druk onderhandeld en zelfs als een voetballer transfervrij mag vertrekken, moet zijn nieuwe club niet zelden behoorlijk diep in de buidel tasten.
Het verkassen van spelers van de ene naar de andere voetbalclub hoort tot het vaste (half)jaarlijkse ritueel van het spel. Er zijn maar weinig spelers die hun hele leven lang uitkomen voor een en dezelfde voetbalvereniging.
Bij schrijvers lag dat lang anders. De meeste schrijvers bleven hun uitgever redelijk trouw. Tenzij er sprake was van het meeverhuizen met uitgevers die voor zichzelf beginnen of redacteuren die verkassen, verkoos de gemiddelde schrijver te blijven bij het uitgeefhuis dat zijn carrière mogelijk maakte. Vertrok hij, dan was dat vaak omdat hij daartoe gedwongen werd. Teleurstellende verkoopcijfers of een te hoge productiviteit deden uitgevers afzien van de diensten van tot dan toe gewaardeerde schrijvers.
De laatste jaren lijken schrijvers minder honkvast. Steeds meer schrijver hoppen en ook het exclusieve recht op het uitgeven van al het werk van een schrijver lijkt niet langer vanzelfsprekend te zijn. Misschien speelt daarbij mee dat een van de redenen om te blijven – het leverbaar houden van al verschenen titels – al lang geen vanzelfsprekendheid meer is. Dat een uitgever een heel oeuvre van een auteur in ere houdt, is een zeldzaamheid.
Aan schrijvers wordt niet getrokken door uitgevers zoals er door voetbalclubs getrokken wordt aan (ster)spelers. En dus heeft het geen zin om te speculeren over (de introductie van) afkoopsommen, transferbedragen en opleidingsvergoedingen*, zoals die in de voetbalwereld betaald worden om partijen schadeloos te stellen of tegemoet te komen. Daar worden afkoopsommen, transferbedragen en opleidingsvergoedingen gezien als graadmeters voor de marktwaarde van een speler en de slagkracht van een club.
Het is een onzinnige vergelijking: de bedragen die in het voetbal omgaan zijn verre van realistisch en ook niet langer maatschappelijk verantwoord. En je kunt je afvragen hoe vrij een speler is om te gaan een staan waar hij wil. Maar er zitten ook goede kanten aan de financiële regelingen. Dat wie investeert het vervolgens verdient om iets van die investering terug te zien als een ander daarvan profiteert is een mooie gedachte. Zoals het ook belangrijk is om te weten dat het geld kost als iemand zich niet aan zijn afspraken houdt. Bovendien ontstaan er kaders die maken dat het aantrekken van auteurs door uitgeverijen en het vertrek van schrijvers bij uitgeverijen – om het even heel concreet te maken – normaler en minder beladen wordt.
(En toch blijft het een proefballonnetje: het pleidooi voor afkoopsommen, transferbedragen en opleidingsvergoedingen in de boekenbranche. Al is de onderliggende gedachte is een serieuze: schrijvers en uitgevers (en ook andere spelers in het veld) vertegenwoordigen een economische waarde die nu nog onvoldoende erkend en zichtbaar gemaakt wordt.)
* In 2013 schreef ik over dit onderwerp als eens een stuk naar aan van de overstap van Peter Terrin van De Arbeiderspers naar De Bezige Bij: Wat is Peter Terrin waard: over transfersommen en opleidingsvergoedingen.
Leave a Reply