Toen ik een paar jaar geleden op eigen kracht Lissabon moest ontdekken – daarvoor was ik er een paar keer geweest in de slipstream van een ander – dacht ik dat ik er goed aan deed om me vooraf door een van de voor mij meeste bekende voormalige inwoners van de stad te laten rondleiden. Ik dook onder in Lissabon: wat de toerist moet zien van Fernando Pessoa. Aan het eind van zijn duizelingwekkende tour door de stad, was ik de wanhoop nabij. Pessoa wilde mij in korte tijd zo veel laten zien, dat ik hem niet bij kon houden, en vreesde dat ik in de paar dagen die ik in de stad aan de Taag door zou brengen vooral veel niet zou zien.
Dat bleek mee te vallen, al werd mij dat pas achteraf duidelijk. Omdat Lissabon ook weer niet zo groot is, en de actieradius van een ‘toerist’ beperkt, liggen veel van de door Fernando Pessoa uitgelichte bezienswaardigheden al snel op de route. Weliswaar had ik Lissabon: wat de toerist moet zien in mijn koffer gestopt, eenmaal op de plaats van bestemming aangekomen heb ik het alleen nog meegenomen op de dag die in het teken van Pessoa stond. Op het Largo de São Carlos legde ik het in de armen van het beeld van Jean-Michel Folon dat voor het geboortehuis van de dichter staat.
Met het oog op een volgend bezoek aan Lissabon – ik heb nog geen concrete plannen, maar ik weet zeker dat ik er nog eens beland – las ik Licht op Lissabon: stadsverhalen van Harrie Lemmens. Lemmens die vooral vertaler is, onder andere maar zeker niet alleen van Fernando Pessoa, kent de stad goed. Hij woonde er, verblijft er nog steeds regelmatig, en de schrijvers die hij vertaalt trekken hem letterlijk en figuurlijk – via hun werk, als Lissabon daarin decor of personage is – regelmatig naar de stad.
Hoewel Harrie Lemmens zijn verhalen vergezeld laat gaan van – weliswaar beknopte – plattegrondjes, viel het mij ook in Licht op Lissabon niet mee om de schrijver op de voet te volgen. Zijn tempo ligt dan misschien lager dan dat van Fernando Pessoa – Harrie Lemmens verplaatst zich dan ook niet per automobiel – maar Harrie Lemmens maakte mij net als Fernando Pessoa onzeker. Hij weet zo goede de weg in Lissabon – de stad, de geschiedenis, de plaatsen die het bezoeken waard zijn (en dat zijn niet alleen toeristische attracties) en de literaire connotaties – dat ik me misschien nog wel meer dan tijdens het lezen van Lissabon: wat de toerist moet zien een buitenstaander voelde. Iemand die de stad wel wil leren kennen, maar die onmiddellijk moet toegeven dat zij daar maar ten dele in zal slagen. En hoe gul Harrie Lemmens ook is – hij is van harte bereid om wat hem dierbaar is te delen – dat blijft toch even slikken.
Maar behalve dat het nederig stemt, maakt het lezen van Licht op Lissabon ook gelukkig. Het is hoe dan ook een illusie dat je een plek waar het aangenaam vertoeven is in tijd en ruimte volledig kunt doorgronden en veroveren – of je er nu geboren en getogen bent, er voor korte of langere tijd woont of als toerist door de straten zwerft, zwalkt of slentert (zoals het overigens ook een illusie is om te veronderstellen dat wie iets over reizen en verblijven op schrift stelt die kennis ter plekke paraat heeft).
Nu ik een paar keer in Lissabon geweest ben, hoef ik er niet per se naar toe om er te zijn. Een stadsplattegrond wekt herinneringen tot leven, zoals ook Lissabon: wat de toerist moet zien van Fernando Pessoa dat doet. Met Licht op Lissabon kan ik weer een tijdje vooruit. Het boek helpt bij het reconstrueren van wandelingen door de stad. Lokt me naar mijn boekenkast waar behalve Fernando Pessoa meer schrijvers huizen die thuis zijn in Lissabon. Brengt me op ideeën voor een volgend bezoek. Het is voorpret en nagenieten tegelijk.
De trailer van de film Os Mistérios de Lisboa, or What the Tourist Should See die José Fonseca e Costa maakte op basis van Lissabon: wat de toerist moet zien.
Leave a Reply