Heel veel menhirs langs de kant van de weg vandaag. En wie menhirs zegt, zegt Obelix. De door René Goscinny en Albert Uderzo verzonnen boezemvriend van de eveneens verzonnen Asterix. Hoe zij op dat idee kwamen, laat tekenaar Catel zien in Het verhaal van de Goscinny’s: de geboorte van een Galliër, een album dat ze samen met Anne Goscinny, de dochter van René Goscinny, maakte.
In Het verhaal van de Goscinny’s: de geboorte van een Galliër mondt het verhaal over de (joodse) familie Goscinny uit in de carrière die René Goscinny maakt. Er klinken twee stemmen: die van René Goscinny zelf (het ‘blauwe’ verhaal), gebaseerd op transcripties van interviews, en het verhaal van zijn dochter (het ‘oranje’ verhaal), dat een weergave is van de gesprekken die Anne Goscinny en tekenaar Catel voeren en zich laat lezen als een aanvullend persoonlijk commentaar.
Obelix maakt overigens pas op bladzijde 300 van het 334 pagina’s tellende graphic novel zijn opwachting. Er ging veel ander werk – en lang niet allemaal even creatief (in de zin van scenario’s, sketches en verhalen: René Goscinny was aanvankelijk een copywriter) – vooraf aan de samenwerking met Albert Uderzo, en toen duurde het ook nog even voor ze op het idee kwamen.
Het ging er vrolijk aan toe tijdens dat wat tegenwoordig een brainstormsessie zou heten, maar meer weg heeft van het kaatsen met spontane invallen. Toen ze eenmaal wisten dat het iets met de Franse geschiedenis te maken moest hebben, kwamen ze al gauw uit bij de strijd tussen de Galliërs en de Romeinen, al hadden ze weinig historische feiten paraat. Ja, Vercingetorix, die kenden ze. Toen hadden ze alleen nog een dorpshoofd nodig. En een bard. En een krijger. (Een druïde hadden ze toen al.)
Die krijger werd de ‘anti-held’, het ‘onderdeurtje’ Asterix. Ja, en die had een tegenpool nodig, ‘een grote, sterke vriend’, en dat werd dus Obelix.
Het verhaal van de Goscinny’s: de geboorte van een Galliër
Catel (vertaling: Toon Dohmen)
Amsterdam : De Geus, 2020
ISBN 978-90-445-4278-3
Leave a Reply