Het was een gok, maar een beredeneerde gok. Ik las Incriptions / Inschriften: Engelse epigrammen van Fernando Pessoa. Daarna vergeleek ik de vertalingen die Paul Claes voor deze recente uitgave maakte met die van Maarten Asscher. Zijn vertalingen staan in Heimwee naar vereeuwiging: de Engelse gedichten, dat in 2010 verscheen (de verschillen zijn groot, maar daar gaat het nu niet om). En toen las ik het nawoord van Maarten Asscher bij de voor die bundel geselecteerde Engelstalige gedichten.
In dat nawoord plaatst Maarten Asscher de in het Engels geschreven poëzie van Pessoa in perspectief. Hij schrijft onomwonden hoe Fernando Pessoa’s Engelstalige dichterschap rond 1920 een vroege dood stierf (omdat de dichter zich uiteindelijk toelegde op teksten in het Portugees). Zijn Engelstalige poëzie een jeugdzonde noemen, gaat Maarten Asscher te ver, maar representatief voor zijn oeuvre zijn die gedichten zeker niet.
Mijn vermoeden groeide toen ik las dat ‘Pessoa’s Engelstalige verzen’ volgens Maarten Asscher ‘naar de vorm traditioneler [zijn] dan zijn Portugese werk. Korte, compacte versregels, strak berijmd en met bijna Latijns aandoende, ingedikte prosodie.’ En als hij daarna schrijft: ‘Van de sonnetten, daterend uit de periode 1910-’14, waarvoor Pessoa vanuit Lissabon tevergeefs een Engelse uitgever had gezocht, liet hij in 1918 voor eigen rekening in een kleine oplage een selectie drukken bij Monteiro & Co. Dit bundeltje 35 Sonnets verraadt duidelijk dat de auteur zijn Engels vooral uit de literatuur heeft geleerd, in het bijzonder uit de werken van Shakespeare, Milton en Pope’, kan ik niet meer om Lord Byron heen (die toen hij achttien was, debuteerde met een in eigen beheer uitgegeven bundel, die zeker niet tot zijn beste werk gerekend kan worden).
Er moet een link zijn tussen het werk van Fernando Pessoa (1888-1935) en Lord Byron (1788-1824).
Maarten Asscher noemt in het nawoord van Heimwee naar vereeuwiging: de Engelse gedichten Shakespeare, Milton en Pope als Pessoa’s voorbeelden, Pessoa’s biograaf Ángel Crespo somt meer Engelstalige schrijvers op die Fernando Pessoa gelezen werden:
‘Als eenvoudig voorbeeld van zijn leesgewoonten uit die jaren moge de opmerking volstaan dat hij, af te gaan op een lange aantekening uit zijn literair archief, van april tot november 1903 – dat wil zeggen terwijl hij ’s avonds de lessen van de Handelsschool bijwoonde – onder meer de volgende schrijvers in het Engels las: Thackeray, Byron, Shelley, Chesterton, Laing, Poe, Hudson, Shakespeare en Johnson.’
(uit: Het meervoudige leven van Fernando Pessoa, vertaling: Barber van der Pol)
In Fernando Pessoa and Nineteenth-century Anglo-American Literature maakt George Monteiro dat lezen concreter:
‘Pessoa read Byron at an early age. While still in Durban, his English-language heteronym Alexander Search lists among his reading for April-May “Byron’s Childe Harold (Cantos I & II) and Hebrew Melodies, and for june 5th, Hours of Idleness (“to p. 20”).’
Monteiro vermeldt bovendien dat Vicente Guides – één van Pessoa’s heteroniemen – van plan was Byrons toneelstuk Cain te vertalen en uit te geven.
Kennis nemen van, en zelfs het voornemen een vertaling te maken, zegt niet per definitie iets over beïnvloeding, maar die blijkt er volgens Ángel Crespo wel degelijk te zijn:
‘Natuurlijk zijn in de verzen uit zijn puberteit duidelijk invloeden waar te nemen van Byron, Keats, Milton – zijn zeer bewonderde Milton – en, uiteraard, Shakespeare, (…)’.
(uit: Het meervoudige leven van Fernando Pessoa, vertaling: Barber van der Pol)
Pessoa heeft volgens George Monteiro nooit ontkend dat de poëzie die hij in zijn jonge jaren schreef door Byron beïnvloed is. In het hoofdstuk Portingale Lyrics probeert Monteiro de invloed van Lord Byron op Fernando Pessoa zo concreet mogelijk te maken (nadat hij duidelijk heeft gemaakt dat Byron op zijn beurt beïnvloed is door die andere grote Portugese dichter Luís de Camões, en Pessoa de verwijzingen naar het werk van Camões herkend moet hebben), maar op een paar concrete voorbeelden na – een aan Byron ontleend aforisme, en: Sound of the Obscure zou Pessoa’s antwoord zijn op Stanzas Written on the Road between Florence and Pisa (dat zegt Monteiro de Zuid-Afrikaanse wetenschapper H.D. Jennings na) – beperkt hij zich toch vooral tot een theoretische vergelijking tussen beide dichters:
‘If Pessoa’s lines can be compared to Byron’s, it is not because they echo his sentiments about romantic love but because they express his attitude towards glory and greatness. Perhaps the explanation for this influence lies in the distinction Pessoa would later make among lyrical poets according the way their intrinsic hysteria informed their work. “The basis of lyrical genius is hysteria,” wrote Pessoa. “The more pure and narrow the lyrical genius, the clearer the hysteria is, as in the case of Byron and Shelley.’
Welke status Fernando Pessoa toekende aan de dichter Byron blijkt uit wat hij ongeveer tien jaar nadat hij hem gelezen heeft over Byron schrijft in Herostratus: over onsterfelijkheid en vergankelijkheid van literaire werken. Byron haalt het niet bij een aantal andere op jonge leeftijd geconsumeerde dichters. Pessoa ziet het heel somber in wat betreft de literaire overlevingskansen van Byron. In het stuk over beroemdheid – het eerste essay in de bundel, dat Herostratus heet, schrijft hij:
‘Beroemdheid, met betrekking tot de mindere dichters en mindere prozaschrijvers, zal van bloemlezing tot bloemlezing slinken. Over honderd jaar zal het onmogelijk zijn een complete editie van Byron uit te geven, of van Shelley, of van Goethe de dichter, of van Hugo. Zelfs moderne selecties van hun werk zullen steeds meer gesnoeid worden door de drang en de storm des tijds: de honderd pagina’s waarin we nu Wordsworth kennen, met welk oogmerk ook, zullen er vijftig worden; de vijftig waarin we Coleridge kennen zullen er misschien niet meer zijn dan tien. Elke natie zal haar grote, fundamentele boeken hebben en een of twee bloemlezingen van de rest. Concurrentie tussen de doden is verschrikkelijker dan concurrentie tussen de levenden: van de doden zijn er meer.
(vertaling: August Willemsen)
In het tweede essay – Vergankelijkheid – is hij nog genadelozer:
‘Browning, Byron, […] zullen van de aardbodem verdwijnen, misschien zelfs met naam en al’,
(vertaling: August Willemsen)
waarna hij even later nogmaals uithaalt:
‘In Griekenland zouden Shelley en Byron niet hebben geschreven, ze zouden hebben gepraat: dat was hun natuurlijke functie. De functie van kunst is niet ons te ontlasten van onze gevoelens: kunst is geen afvoer of een gootsteen.’
(vertaling: August Willemsen)
Dat schrijft hij vlak voordat hij in een literaire kroniek in O Journal opmerkt dat Byron geen hoge pet op had van de Lyrical Ballads /Lyrische balladen waarmee de Romantische dichters – in dit geval Wordsworth en Coleridge – in 1798 hun entree in de literatuur maakten. Terwijl Byron volgens Pessoa toch zou moeten toegeven dat zijn beste werk gebaseerd is op die balladen.
En op zijn beurt was Byron voor Pessoa een inspiratiebron. Daar is meer over te zeggen, maar dat is voor later. Dat vergt nog de nodige studie.
Leave a Reply