Toen zijn Voetsporen in 1986 in het Nederlands verscheen, mocht Richard Holmes zijn opwachting maken in Hier is… Adriaan van Dis. Het gesprek met de biograaf maakte zo veel indruk dat ik nieuwsgierig werd naar zijn boek. Toch duurde het vervolgens nog 21 jaar voordat ik het – op 10 januari 2007 om 16.17 – voor één euro in de ramsj kocht. Pas afgelopen week las ik Voetsporen.
Hoewel ik mij van het gesprek met Adriaan van Dis niets meer kan herinneren, begreep ik tijdens het lezen van Voetsporen onmiddellijk waarom de wijze waarop Richard Holmes biografeert mij ook toen al moet hebben aangesproken.
Richard Holmes reist zijn onderwerpen achterna, neemt ter plekke poolshoogte en permitteert zich vervolgens om beredeneerd te speculeren in de hoop op die manier tot nieuwe inzichten over zijn biografelingen te komen en antwoorden te vinden op door hem opgeworpen of door collega-biografen niet of in zijn ogen onvoldoende beantwoorde vragen.
Nadat het biografische handwerk gedaan is – het feitenmateriaal verzameld, de chronologie in een leven aangebracht, en het werk zelf natuurlijk gelezen en uitgebreid bestudeerd – trotseert Richard Holmes de tijd – hij houdt zich voornamelijk bezig met Romantische schrijvers en dichters, in Voetsporen gaat het om de levens van Robert Louis Stevenson, Mary Wollstonecraft, Percy Shelley en Gérard de Nerval – in de hoop om ter plekke wendingen in levens en de eventuele uitwerking daarvan op oeuvres te verklaren.
Zo komt hij op de drempel van Casa Magni in San Terenzo tot de conclusie dat dit huis het droomhuis van Percy Shelley geweest moet zijn. Het huis dat leven naar zijn ‘revolutionaire’ idealen, waaronder het voeren van een onconventioneel huishouden (waar zijn vrouw Mary – tevens zijn biografe en de executeur van zijn literaire nalatenschap, én dochter van Mary Wollstonecraft – niet bepaald gelukkig van werd), mogelijk maakte.
Ik kreeg door het lezen van Voetsporen niet alleen zin om werk van de door hem gebiografeerde schrijvers en dichters te lezen (en de meer dan achthonderd bladzijden tellende biografie Shelley: the pursuit) – inmiddels ben ik daadwerkelijk begonnen in Travels with a donkey in the Cevennes van Robert Louis Stevenson – maar keerde in gedachten ook terug naar al die literaire lieux de mémoire die ik in de loop van mijn leven heb bezocht.
Heb ik ooit ergens het gevoel gehad dat die plek doorslaggevend is geweest in het leven en werk van de schrijver die er woonde?
Gek genoeg is de eerste schrijver die bij mij opkomt Jean Racine. Zijn naam werd op school in één adem genoemd met die van Corneille en Molière, maar ik herinner me niet dat ik één van zijn tragedies gelezen heb. Dat weerhield mij er niet van om jaren later op een zonnige dag de Chemin de Jean Racine te bewandelen. Van Chevreuse naar wat er nog over is van het cisterciënzerinnenklooster Port-Royal des Champs in Magny-les-Hameaux, waar de wees geworden Jean Racine in de jansenistische traditie werd opgevoed.
Ik herinner me bramen, lome koeien, heel veel maretak in de toppen van de bomen en bijenkasten. En stilte. Een stilte die goed is voor de geest. Een stilte die tot contemplatie aanzet.
Zo’n plek moet wel sporen nalaten in een leven en een oeuvre, alleen kan ik dat in het geval van Jean Racine niet controleren en houdt het verhaal voor mij dus op. Maar ik kan me heel goed voorstellen dat de biograaf van Jean Racine na een bezoek aan l’Abbeye des Port-Royal des Champs opgetogen huiswaarts keerde. Dat die plek hem iets duidelijk heeft gemaakt. Zoals Casa Magni in San Terenzo Richard Holmes iets duidelijk maakte.
Jean Racine (1639- 1699) en Percy Bysshe Shelley (1792-1822) zijn verleden tijd en hun huizen verkeren al lang niet meer in de staat waarin zij ze bewoonden. Wie er op de stoep staat – een biograaf net zo goed als een gewone lezer – moet moeite doen om een toenmalig heden op te roepen. Wie daar niet in slaagt, hoeft zich geen illusies te maken: het huis zal hem niet op nieuwe ideeën brengen of de gewenste oplossingen aandragen.
Ondertussen wonen er heel veel schrijvers in huizen die misschien ooit door literaire pelgrims – professionals en amateurs – bezocht zullen worden. In al die huizen wordt weliswaar geschreven, maar ze laten lang niet allemaal sporen na in het leven van de bewoner en/of zijn oeuvre. Maar er zijn ook huizen die meer dan een tijdelijk onderkomen en een toevallig dak boven iemands hoofd.
De toekomst zal leren welke huizen zich in het illustere rijtje van Jagtlust, Huize Het Gras, Noli me tangere en niet te vergeten Casa Magni – om maar een paar voorbeelden te noemen – kunnen scharen.
Deze column stond op 2 oktober in Bazarow Magazine.
Leave a Reply