‘Gisteren waren we in Parijs’, zegt Maarten Engeltjes als hij na afloop van If music be the food of love de staande ovatie in ontvangst genomen heeft. ‘Nee,’ verbetert Frans van Deursen hem: ‘jullie waren in Parijs’. Dat Frans van Deursen er niet bij was heeft een hele praktische reden: hij vertaalde voor de gelegenheid – een concert van PRJCT Amsterdam met countertenoren Andreas Scholl en Maarten Engeltjes – een aantal van Shakespeare’s sonnetten om die als verbindende teksten voor te dragen. Zijn vertalingen zouden in Parijs waarschijnlijk niet op waarde geschat zijn.
Zeven sonnetten vertaalde Frans van Deursen (in volgorde van opkomst: de ‘nummers’ 97, 8, 56, 49, 64, 27 en natuurlijk 18). Terwijl nog niet zo lang geleden die prachtige vertaling van Bas Belleman van alle Sonnetten verscheen. Had hij die niet kunnen gebruiken? Waarschijnlijk is dat een te voor de hand liggende vraag, al is na de commotie over het idee om The Hill We Climb van Amanda Gorman door een niet-vertaler te laten vertalen geen enkele vraag over vertalen en te voor de hand liggende vraag. Waarmee natuurlijk ook weer niet gezegd is dat niet-vertalers per definitie niet kunnen vertalen.
In zijn recensie van If music be the food of love – een regel uit Twelfth Night van William Shakespeare, maar in dit geval verwijst de titel naar een gedicht van Henry Heveningham, op muziek gezet door Henry Purcell (hier gezongen door Andreas Scholl, maar niet tijdens het concert) – maakt Wilfred Takken weinig woorden vuil aan de vertaling van de sonnetten: ‘goed gekozen’ en ‘losjes maar communicatief’, meer niet.
Ik weet niet of deze vertaling van Sonnet 18
‘Wat als ik jou zie als een zomerdag?
Veel mooier en bestendiger ben jij:
Want zomer tekent een te kort verdrag,
En stormwind plaagt het bottend blad van mei.
Soms laait het hemels oog met teveel vuur,
Vaak dempt de deemstering zijn gouden gloed;
En alle moois verspeelt zich op den duur,
Door ’t lot of de natuur, die doet wat moet;
Jij bent een zomerdag die nooit vervaalt,
Het moois dat jij bezit speel je niet kwijt;
De Dood snoeft niet dat je in hem verdwaalt,
Dit vers lengt jou voor eeuwig in de tijd;
Zo lang de mens nog oog en adem heeft,
Zo lang leeft dit, en dit wil dat jij leeft’
‘losjes maar communicatief’ is. Want ik weet eigenlijk niet hoe ik ‘losjes maar communicatief’ moet interpreteren als het gaat over de vertaling van een sonnet van Shakespeare. Zeker niet als het om dit sonnet gaat:
Shall I compare thee to a summer’s day?
Thou art more lovely and more temperate:
Rough winds do shake the darling buds of May,
And summer’s lease hath all too short a date;
Sometime too hot the eye of heaven shines,
And often is his gold complexion dimm’d;
And every fair from fair sometime declines,
By chance or nature’s changing course untrimm’d;
But thy eternal summer shall not fade,
Nor lose possession of that fair thou ow’st;
Nor shall death brag thou wander’st in his shade,
When in eternal lines to time thou grow’st:
So long as men can breathe or eyes can see,
So long lives this, and this gives life to thee.
‘Shakespeares beroemdste gedicht. Het geldt voor alle sonnetten, maar hier springt het nog meer in het oog: de ultieme vertaling kán niet bestaan omdat het sonnet steeds van vorm en kleur verschiet als je een iets andere blik werpt en omdat een andere taal nu eenmaal andere mogelijkheden en beperkingen heeft. Daarom heb ik drie versies gemaakt.’ Dat schrijft Bas Belleman in zijn annotatie bij het door hem vertaalde sonnet.
Is:
‘Zal ik je vergelijken met een Zomerdag?’
beter of gepaster dan:
‘Zal ik eens jou zien én een Zomerdag?’
of:
‘Vergelijk je jou ‘ns met een zomerdag,’
Het hangt van de situatie af (en dan komt het bij Shakespeare ook nog op de leestekens aan, weet ik uit eigen ervaring). Het leidt bij Bas Belleman tot drie totaal verschillende vertalingen, terwijl hij Shakespeare in al die versies toch trouw blijft.
Er zijn heel veel mensen, vertalers en liefhebbers van het werk van William Shakespeare die zich aan een vertaling van Sonnet 18 waagden. Burgersdijk deed het. Bert Voeten. Arie van der Krogt. En Peter Verstegen natuurlijk. Om er maar een paar te noemen.
En K. Schippers. Die raapte de tekst van Shakespeare op en deed er het zijne mee:
Ja
Ik heb je lief zoals je soms
gelijk een gouden zomerdag bent
nee nee nee
ik heb je lief zoals je bent
nee nee
ik heb je lief zoals
nee
ik heb je lief
Hoe Frans van Deursen zich tot al die versies verhoudt? Daar is meer over te zeggen dan ‘losjes maar communicatief’.
P.S. Waarom mocht Frans van Deursen in Parijs de sonnetten eigenlijk niet voordragen in de taal waarin ze geschreven zijn? Het waren toch geen toevallige intermezzi.
Leave a Reply