Ik kan soms eindeloos voor mijn boekenkast staan, voordat ik weet welk boek er mee mag als ik ‘op reis’ ga. Dat ik op dat moment al in een boek bezig ben, hoeft niet doorslaggevend te zijn. Het kan namelijk zijn dat dat boek niet bij de gelegenheid of de bestemming past. Vorige week deed zich weer eens zo’n wik- en weegmoment voor. Ik moest naar Zaltbommel, alwaar het Lewis Carroll Genootschap bijeenkwam voor een symposium.
Hoewel er vanwege Lewis Carroll (1832-1898) alle aanleiding was om te kiezen voor en door te lezen in L: de lezer van de 19e eeuw van Marita Mathijsen (waarin zijn naam overigens niet valt, terwijl L hem – zelfs in vertaling – gelezen had kunnen hebben), begon ik de avond voor vertrek toch te twijfelen. Lizzie van Eva Wanjek (nog nooit van Eva Wanjek gehoord? Achter dit pseudoniem gaan Martin Michael Driessen en Liesbeth Lagemaat schuil) lag namelijk te lonken. Ondanks L was het niet bij bladeren gebleven toen ik de roman over Elisabeth Siddall(1829-1862), model van een aantal prerafaëlitische schilders en de muze van Dante Gabriel Rossetti, een paar dagen daarvoor toegestuurd had gekregen.
Wat uiteindelijk de doorslag gaf was dat ik onderweg twee keer over moest stappen en in beide gevallen behoorlijk lang op mijn aansluiting zou moeten wachten. Omdat ik ook op het perron door wilde lezen, koos ik voor het best hanteerbare boek: L: de lezer van de 19e eeuw. En dat heb ik geweten, want in Den Bosch werd ik aangesproken door de enige andere reiziger die ook op de trein naar Zaltbommel stond te wachten.
Hij vroeg of ik L: de lezer van de 19e eeuw een goed boek vond, maar eigenlijk wilde hij weten of ik ook op weg was naar de Gasthuiskapel in Zaltbommel, waarna wij onze reis samen vervolgden.
Waarschijnlijk zou hij die vraag ook hebben durven stellen als ik Lizzie had staan lezen. Ook het omslag van dat boek ademt de sfeer van de negentiende eeuw. Er staat een schilderij van Dante Gabriel Rossetti op: Beata Beatrix, waarvoor Lizzie Siddall model zat (maar zij is het ook). Misschien had het helemaal niet uitgemaakt welk boek ik in handen had gehad: een lezende reiziger die wacht op de trein naar Zaltbommel, die moet wel op weg zijn naar Lewis Carroll en zijn Genootschap. Zelfs als ik daar gestaan had met mijn e-reader – een stokoude Kindle met, maar dat kon hij niet weten, onevenredig veel titels verschenen in de negentiende eeuw – was de kans aanwezig geweest dat hij mij had aangesproken.
Dat ik die dag ten koste van Lizzie koos voor L zegt vrees ik weinig over mijn literaire voorkeuren. Negentiende-eeuwse literatuur is ondanks mijn belangstelling voor Lewis Carroll (en Lord Byron) nog altijd een van mijn ondergeschoven kindjes. Zoals kleren de man niet per se maken, kun je een lezer ook niet altijd definiëren op grond van het boek waarmee zij betrapt wordt. Zelfs niet als zij hoog opgeeft van hetgeen zij aan het lezen is (en dat deed zij toen haar naar de kwaliteit van L: de lezer van de 19e eeuw gevraagd werd. Ze zou zelfs niet ontkend hebben dat zij door Marita Mathijsen op het spoor van een paar interessante titels gezet was).
Op naar Alice, want zij stond centraal tijdens het vijfde symposium van het Lewis Carroll Genootschap. En terecht, want het Genootschap presenteerde een heruitgave in facsimile van Lize’s Avonturen in het Wonderland (1875), een vertaling waar veel over te zeggen en ook wel het nodige op aan te merken is (daarover gaan de twee uitleidende essays geschreven door hardcore Carrollians), maar het is wel de eerste Nederlandse vertaling van Alice in Wonderland, een vertaling waarvan in Nederland nog maar drie exemplaren bekend zijn (maar alle drie incompleet, de facsimile werd gemaakt naar een exemplaar dat zich in een Amerikaanse bibliotheek bevindt).
Lize heet ze dus als ze haar entree in Nederland maakt. En ze zit op een bank in de tuin als ze een wit konijn met rode ogen voorbij ziet snellen…
Lize’s Avonturen in het Wonderland is geen boek voor in de trein, maar eenmaal thuis laat mijn nieuwsgierigheid zich niet bedwingen, terwijl L: de lezer van de 19e eeuw en Lizzie toch echt oudere rechten hebben.
Ik blader en verbaas me over de goudgele jurk van Lize, zo ken ik Alice niet, en meer nog over het bruine witte konijn (had ik al verteld dat deze Nederlandse vertaling de eerste Alice in kleur is?), en als ik begin te lezen weet ik het onmiddellijk weer: het is het Nederlands van toen dat tussen mij en de negentiende-eeuwse literatuur in staat, want:
Alice was beginning to get very tired of sitting by her sister on the bank and having nothing to do: once or twice she had peeped into the book her sister was reading, but it had no pictures or conversations in it, “and what is the use of a book”, thought Alice, “without pictures or conversations?”
klinkt heel wat sprankelender en eigentijdser dan:
De kleine Lize zat op een heel warmen zomerdag met haar zuster op een bank in den tuin en begon te bedenken dat het vervelend was daar zoo te zitten zonder iets te doen , ze had al eens een paar maal in ’t boek gekeken dat haar zuster las , maar er waren geen plaatjes of prettige zamenspraken in „en” , dacht Lize „wat is een boek zonder prenten of zamenspraken?”
Dat belooft nog wat voor die negentiende-eeuwse titels die mij tijdens L: de lezer van de 19e eeuw de moeite van het lezen meer dan waard leken.
Deze column stond op 6 november in Bazarow Magazine.
Leave a Reply