Ik heb De Mitsukoshi Troostbaby Company van Auke Hulst lekker nog lang niet uit. Voorlopig maakte de roman alle gewekte verwachtingen meer dan waar. Auke Hulst speelt het literaire spel tot nog toe voortreffelijk, met een roman in een roman, voetnoten die verwijzingen naar daadwerkelijk verschenen én aan de verbeelding van de schrijver ontsproten titels en ook nog eens heel veel intertekstuele verwijzingen, maar nog belangrijker – of nee, minstens even belangrijk als de vorm waarin Auke Hulst zijn verhaal gegoten heeft – is dat hij iets te vertellen heeft, zonder dat zijn verhaal daar onder lijdt. Wat hij tot nu toe schrijft – ik ben net begonnen in De lasso van de tijd van A.K. Anthony, de roman in de roman die Auke van der Hulst, de schrijver in De Mitsukoshi Troostbaby Company, aan het schrijven is – over de noodzaak van het verwerken van het verlies van een niet-geboren kind (en de behoefte aan een vervangkind, zeker als er onvoldoende gerouwd is) komt behoorlijk binnen. Heel goed dat dit gemis vanuit het perspectief van een man beschreven wordt, een man die zich niet voldoende betrokken voelt bij het nemen van het besluit over een ongeboren kind.
Het is geen roman om in een adem uit te lezen, het is een roman om zin voor zin in door te dringen. Een roman om af en toe weg te leggen, om wat gelezen is te laten bezinken.
Tijdens een van die weglegsessies greep ik naar Verzameld werk van Paul Celan. Auke Hulst verwijst in zijn verantwoording naar Paul Celan; ‘het woord “spraaktralies” is een variatie op een gedicht van Paul Celan’. Tijdens het lezen van De Mitsukoshi Troostbaby Company dringt zich elke keer als Auke Hulst het woord ‘spraaktralies’ gebruikt beeld op van een muilkorf (in het gunstigste geval) of Hannibel Lecter (in het ongunstigste geval). En zo zijn de ‘spraaktralies’ in De Mitsukoshi Troostbaby Company niet bedoeld: ‘spraaktralies’ zijn een vertaalhulpmiddel en maken het mogelijk dat mensen die elkaars taal niet spreken elkaar toch kunnen verstaan, zonder dat ze op zoek moeten naar een gezamenlijke niet-eigen taal.
In de bundel Sprachgitter (1959)/ Spreektralie (1976) van Paul Celan, staat het gelijknamige gedicht Spreektralie:
Ogenrond tussen de spijlen
Ooglid, trilhaardiertje,
roeit opwaarts,
geeft een blik vrij.
Iris, zwemster, droomloos en dof:
vast in de hemel, hartgrauw, nabij.
Schuin, in de ijzeren dil,
de roetende spaan.
Aan de lichtzin
peil je de ziel.
(Was ik als jij. Was jij als ik.
Stonden we niet
onder één passaat?
We zijn vreemden.)
De tegels. Daarop,
dicht bij elkaar, de beide
hartgrauwe plassen:
twee
monden vol zwijgen.
(vertaling: Ton Naaijkens)
Juist geen zwijgende monden dus in De Mitsukoshi Troostbaby Company, dankzij de spraaktralies.
Leave a Reply