Sinds ik tijdens een begrafenis de vraag opving ‘‘Wie heeft het tegenwoordig nog over Guus?’ kom ik de betreffende Guus regelmatig tegen. Dat is geen kwestie van toeval, maar het gevolg van een verhoogde staat van paraatheid.
Dit keer is het Peter Nijssen die hem noemt in de verantwoording waarin hij een klein tipje oplicht van de bronnen die hij gebruikte tijdens het schrijven van zijn debuutroman De onvoltooide:
‘De kennis over het gedicht “Poésie” van Paul Valéry op p. 143-144 heb ik ontleend aan A.L. Sötemann, Over poetica en poëzie, Wolters-Noordhoff, 1985.’
Ik had niet verwacht dat Guus Sötemann zijn opwachting in de roman zelf zou maken, althans: dat zijn naam daarin ook nog genoemd zou worden, en was dan ook verbaasd toen ik op bladzijde 143-144 het volgende las:
‘ “(…) Op een dag tipte een redacteur van een literair tijdschrift, die me om een bijdrage vroeg in verband met een themanummer over film, me over een stuk van Guus Sötemann toen ik hem vertelde over mijn belangstelling voor Valéry. Een heel geleerd stuk over twee modernistische tradities in de Europese poëzie. Maar professor doctor A punt L punt Sötemann was dan ook een zeer geleerd man.”
“Vertel mij wat,” zei ik. ‘Ik heb gestudeerd aan het instituut in Utrecht waar Sötemann hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde was helaas voor mijn tijd. Maar ga verder.”
“Sötemann citeert in dat stuk het gedicht ‘Poësie’ van Paul Valéry, om te illustreren hoe veel moderne dichters die behoren tot de zogenaamd zuivere traditie te werk gaan.’
De naam van Paul Valéry is dan al vaker gevallen.
Inmiddels heb ik De onvoltooide uit. Hoewel Peter Nijssen in een interview met Onno Blom zegt: ‘Mijn eigen roman is, denk ik, aards en toegankelijk.’
Wee degene die dat tegen durft te spreken, die wordt door de schrijver om de oren geslagen met woorden die hij zijn personage in de mond legt:
‘ “(…)Lezen is niets minder dan een uitvoerende kunst”. “Dat klinkt idioot maar als een boek moeilijk wordt gevonden, gebeurt dat bijna altijd op verwijtende toon richting auteur. Niemand die een viool aanschaft, denkt dat hij de volgende dag of de volgende week een vioolsonate van Mozart kan spelen.” ’
‘Aards en toegankelijk’, maar ondertussen is De onvoltooide ook een roman die uitnodigt tot puzzelen, napluizen en speculeren. Er staat veel meer dan er staat.
Daarom ligt Over poetica en poëzie – de bundel essays die W.J. van den Akker en G. J. Dorleijn ter gelegenheid van het afscheid van A.L. Sötemann als hoogleraar in de nieuwere Nederlandse Letterkunde samenstelden – klaar, zodat ik kennis kan nemen van Twee modernistische tradities in de Europese poëzie; enige suggesties. Daarna is Meneer Teste van Paul Valéry aan de beurt. Via hem hoop ik de ware identiteit van Wijnand Veldert te achterhalen. Als die zonderlinge Wijnand Veldert al bestaat. Want tijdens het lezen van De onvoltooide moest ik vaak aan Henri Osewoudt denken die zich in De donkere kamer van Damokles van W punt F punt Hermans een zekere Dorbeck inbeeldt. Dus wie zegt dat Bern(hard) Nevens Wijnand Veldert daadwerkelijk tegen het lijf gefietst is.
Leave a Reply