De taal op de hielen zitten
August Bolte. Waar ken ik die naam van. Denk ik als ik amper een bladzijde op weg ben in Nu je het zegt. De ik die ik voor het gemak aanzie voor K. Schippers is voor een verhaal onderweg naar de Westmoreland Road in de hoop daar het huis van de Duitse schrijver August Bolte te vinden.
Bij die naam ging een belletje rinkelen, maar het is niet August Bolte die ik ken, maar Auguste Bolte.
‘Auguste Bolte zag zo’n 10 mensen op straat die allemaal recht vooruit in een en dezelfde richting liepen. Dat kwam Auguste Bolte verdacht, ja zelfs zeer verdacht voor. 10 mensen liepen in een en dezelfde richting. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10. Er moest iets aan de hand zijn. Anders zouden niet uitgerekend 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 mensen in precies een en dezelfde richting lopen. Want als er nameurt lijk niets aan de hand is, dan lopen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 mensen niet uitgerekend in dezelfde richting, maar dan lopen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 mensen in 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 verschillende richtingen. Zoveel is zeker, en juffrouw Auguste Bolte is altijd een schrander meisje geweest, op school al.’
(vertaling: Jan H. Mysjkin)
Auguste Bolte van Kurt Schwitters. Toen ik August Bolte aan Kurt Schwitters gelinkt had, wist ik ook weer dat K. Schippers al eerder schreef over zijn zoektocht naar 39 Westmoreland Road. En dat hij, eenmaal ter plekke aangekomen, de bewoner van het huis vertelde hoe hij een dag daarvoor in een andere Westmoreland Road naar het huis gezocht heeft. Dat was in Straks komt het. Maar zover komt het in Nu je het zegt misschien wel helemaal niet. Voorlopig dwaalt er een ik door de straten van Londen en die ik staat open voor ontmoetingen.
Parade van (oude) bekenden
Toevallige ontmoetingen. Al heeft K. Schippers voor de gelegenheid het toeval een handje geholpen, aan de compositie van Nu je zegt ging een flinke dosis associëren vooraf, en de bereidheid om mensen en dingen die op het eerste gezicht niets met elkaar te maken hebben, met elkaar in contact te brengen.
En misschien ook wel de intentie om in wat misschien wel zijn laatste roman is oude bekenden en dierbaren nog een keer de revue te laten passeren.
Zover was ik met mijn stuk over Nu je het zegt toen K. Schippers op 12 augustus 2021 overleed. Ik was er absoluut van overtuigd dat K. Schippers in wat misschien wel zijn laatste roman zou worden, heel veel verwijzingen had verstopt. Verwijzingen naar eerder werk, maar ook verwijzingen als eerbetoon aan anderen. Ik had absoluut niet de illusie dat ik al die verwijzingen op het spoor zou komen, maar het speuren naar was een goed excuus om me opnieuw met zijn werk te omringen. En dus lag mijn schrijftafeltje in no time vol met ander werk. Zijn romans, zijn verhalen en essays, zijn poëzie. Want ik moest al heel snel concluderen dat ik veel te weinig ingevoerd ben ik het werk van K. Schippers om op mijn geheugen te kunnen vertrouwen.
Dat bleek toen ik begon te bladeren in Poeder en wind. Toen het in Nu je het zegt ging over een veilingmeesteres:
‘Wat is je mooiste gesprek,’ vraag ik hem bij de slakken.
‘Met Marian, een veilingmeesteres van zeventig… hadden we het over de prijs van kunst…’
‘… zo oud als zij…’
‘… veel ouder…’
wist ik onmiddellijk dat K. Schippers naar de Marian uit die roman verwees, maar dat dat gesprek in Poeder en wind ook al als een uitzonderlijk geslaagd gesprek gezien wordt:
‘Samen met Dodo is ze op weg naar het beste programma dat zij of hij ooit heeft gemaakt’
wist ik niet meer. En Dodo… bij het vallen van zijn naam in Nu je het zegt was niet eens een belletje gaan rinkelen.
Nee, op eigen kracht een uitputtende opsomming van oude bekenden maken zou mij zeker niet lukken, al slaagde ik er nog wel in Pieter Holstein thuis te brengen en schoot mij bij een passage over een ratelende typemachine in het hoofdstuk Kreupelhout het interview met Jan Brokken te binnen – Schrijven is vooral: de dingen niet te ernstig laten klinken – dat begint met een lange liefdesverklaring van K. Schippers aan zijn Underwood.
Taal
Ondanks al die vermoede verwijzingen – in een verhaal met veel verplaatsingen en tal van (on)vermoede ontmoetingen – gaat het in Nu je het zegt niet om eventuele zelfcitaten of intertekstualiteit binnen het oeuvre van K. Schippers. Nu je het zegt is een lofzang op de taal. Een kleine geschiedenis van de taal zoals die zich in hem manifesteerde:
‘Wanneer ik als kind met de taal ben begonnen weet ik zelf niet. Het is te lang geleden, zoiets onthoud je niet. Pas later ben ik haar voor andere dingen gaan gebruiken. Als ik eerlijk ben, gaat m’n bestaan maar over één ding: de liefde’,
maar ook van het verdwijnen en daarmee het verdwijnen uit de taal:
‘Je verdwijnt aan het eind uit de taal, die zonder je gewoon doorgaat…’
‘… alsof er niets aan de hand is.’
‘Er is niets…’
‘…nee…’
‘…een weg zonder verkeer…’
‘Het witte Durgerdam, net even uit het niet, Nescio, 31.8.55,’ herinnerde Dodo zich.*
‘…zoals je de ruimte om je heen ziet…’
‘… de taal niet meer kan gebruiken…’
‘…wat moet je dan doen…’
‘…de taal zelf aan het woord laten,’ zegt Dodo, staat op en richt z’n arm uitnodigend naar mij.’
(* ‘Het witte Durgerdam, net even uit het niet’, zie: Natuurdagboek / Nescio)
Tot zover kan ik K. Schippers nog wel volgen, maar als hij het heeft over de bron van de taal, de letterlijke bron die hem naar Bergen brengt, raak ik zijn spoor bijster. Waarom Bergen?
Autobiografie
In Nu je het zegt neemt de taal het uiteindelijk over en dat is ook de bedoeling van K. Schippers. Hij gunde de taal een autobiografie.
Ik begon over de autobiografie van de taal, als iemand het begrijpt is hij het wel met al die tv-verkleedpartijen.
‘Je bedoelt je eigen taalgebruik?’
‘Een leven lang.’
‘Zeg het dan… iets vinden in de taal wat nog niemand heeft opgemerkt?’
‘…moet je heel goed zoeken…’
K. Schippers hintte als eens eerder op het schrijven van de autobiografie van de taal, namelijk in Eenvoudige studieboeken, het slotgedicht van de bundel Garderobe, kleine zaal
Een schoolboek Nederlands kopen
en volgens die indeling
de autobiografie van de taal.
Eerste woorden, het bijwoord dat
in zichzelf gelooft, blozende komma,
een voegwoord springt weg, ontkent
alles, nergens heeft iets gestaan.
Boekenmarkt op middelbare scholen,
Edelman & Barendregt?
(…).
Ergens in de duinen in de buurt van Bergen situeert K. Schippers de bron van de taal:
Je staat nog bij het ven. Hier is de bron van de taal, zoals achter bergen een rivier ontspringt die je pas veel later tegenkomt. Hier ben je er meteen.
Barst in de weg, springt iets opzij, tegen het struikgewas en uit de zin. Geen hoofdpersoon nodig, door de letters schittert het landschap van welke kant ook gezien.
Eigenlijk helemaal niet zo ingewikkeld. Behalve dan dat er een foto van een ven in het boek staat. Een beeld dat zich hinderlijk opdringt en het letterlijke dat ook al in de taal besloten ligt, overstemt. Denk ik nu ik de passage die ik tijdens het lezen markeerde overtyp.
Een bladzijde later gaat de taal nog nadrukkelijker haar eigen weg:
De bron der taal, in het halfdonker verkent ze haar mogelijkheden. Welke voorvallen stromen eruit, maak dat ik wegkom. Wiegend met bijna-bochten spoedt ze zich vermomd als weg voort en werkt en passant aan aar belangrijkste eigenschap, het onopvallende.
Ze mag er niet al te stellig zijn, duikt weg. Als je haar te na komt, moet ze het zo inpikken dat dat dieren de aandacht krijgen en zij in die tijd een andere kant op kant.
Die ene keer dat ik K. Schippers sprak over zijn werkwijze hield hij mij voor niet overal iets achter te zoeken. Eigenlijk moet ik gewoon meebewegen met de woorden. De woorden die K. Schippers oppakte, van alle kanten bekeek om ze vervolgens in het enige juiste verband te plaatsen.
Soms is letterlijk nemen wat er staat de beste manier van lezen. Bij K. Schippers bijna altijd.
Nu je het zegt
K. Schippers
Amsterdam : Querido, 2021
ISBN 978-90-214-2842-0
Leave a Reply