Officieel begint de 52e editie van Poetry International Festival Rotterdam pas op 10 juni, maar voor mij is het al begonnen. Niet dat er al iets te zien of te horen is, maar te lezen is er al wel wat. Elf nieuwe gedichten van elf Nederlandse en Vlaamse dichters – Vicky Francken, Ester Naomi Perquin, Iduna Paalman, Sasja Janssen, Eva Gerlach, Elfie Tromp, Hester Knibbe, Els Moors, Kira Wuck, Maud Vanhauwaert en Maria Barnas – als reactie op elf gedichten van Carol Ann Duffy uit de bundel The World’s Wife die de basis vormen van The World’s Wife, een kameropera voor zang, strijkkwartet en loopstation, de openingsvoorstelling van O. Festival for Opera. Music. Theatre. , een ander Rotterdams Festival.
Waar Carol Ann Duffy al een statement maakt door de vrouwen van bekende mannen aan het woord te laten om hun kant van het verhaal te laten horen, gaan de elf dichters weer een stapje verder. Of zoals Jan Baeke, programmeur van Poetry het in The World’s Wife Redux, het boekje waarin de teksten van de tweeëntwintig gedichten gebundeld zijn het verwoordt:
‘De dichters van nu zetten de kritiek die een aantal van de vrouwen in de gedichten van Duffy op hun mannen hebben, nog eens extra op scherp, maken die kritiek breder, universeler, leggen de onderliggende machtsverhoudingen bloot. Ze halen ons binnen in gedachten en overpeinzingen waar Carol Ann Duffy al naar vooruit wees en voegen inzichten toe die ons weer meer bewust maken van het spel van macht, de wereldbeelden die onze werkelijkheidsbeleving kleuren en van de kracht van taal en de poëzie die uit de taal opbloeit.’
Kroniek van mijn bed van festivaldichter Sasja Janssen:
Mijn laatste bed rammelde zwart met koper
Ik schreef je er brieven, ik sprak er raadselen op de rand
als een kat op de hoek van een tafel, ik vluchtte eruit om te waken
in de keuken, buiten varens, ze hurkten in de kou.
Met één hand hield je het rammelende bed tegen
als je van me hield, elk seizoen draaide je het matras waarin we meer
en meer verschenen, de wollen dekens valer.
Nooit dacht ik aan jou, wel aan andere mannen, ik baarde
er duizenden, soms met schubben of grijnzend, maar altijd
met gewelddadige voorspellingen als knikkers in hun mond
mijn vroedvrouw kreeg het bloed niet van haar handen af.
In mijn nieuwste bed stierf een vrouw.
Ik hoor haar zingen over de tiara van de doden, ze sleepte hem
over de cirkelende trap naar boven waar ik lig en je schrijft het bed
van de weduwnaar is stil, het heeft geen voeten zoals dat van jou
wel een buik die ademt op het uitgerekte lijf van hout en elke nacht
vermoord ik een man uit mij geboren, over een paar jaar
ben ik schuldenvrij, maar je antwoordt niet.
is een reactie op het gedicht Anne Hathaway:
‘Item I gyve unto my wief my second best bed…’
(from Shakespeare’s will)
The bed we loved in was a spinning world
of forests, castles, torchlight, cliff-tops, seas
where he would dive for pearls. My lover’s words
were shooting stars which fell to earth as kisses
on these lips; my body now a softer rhyme
to his, now echo, assonance; his touch
a verb dancing in the centre of a noun.
Some nights I dreamed he’d written me, the bed
a page beneath his writer’s hands. Romance
and drama played by touch, by scent, by taste.
In the other bed, the best, our guests dozed on,
dribbling their prose. My living laughing love –
I hold him in the casket of my widow’s head
as he held me upon that next best bed.
en verwijst naar een zin uit het testament van William Shakespeare. Hij vermaakte aan zijn vrouw Anne Hathaway zijn op een na beste bed. Lang werd gedacht dat hij haar daarmee beledigde. Maar het op een na beste bed is het echtelijke bed. Het beste bed was bestemd voor gasten die bleven slapen.
De 52e editie van Poetry International Festival Rotterdam kreeg het thema The Body as/in/of Poetry mee. Hier het hele programma.
Leave a Reply