Hoe vaak ik niet geprobeerd heb een glimp op te vangen van zijn tuin… Als je met de bus van de boot naar Oosterend gaat, zie je ter hoogte van Den Hoorn in de verte Pomona liggen. Tegen de bosrand. Het huis dan, want van de tuin zie je niets. Hoe stevig je je neus ook tegen het raam drukt.
En ook als ik een paar dagen later in een bleekgeel Dafje via de Rozendijk naar De Dennen tuf, houdt de tuin zich schuil. Terecht, want zelfs een tuin die op tv is geweest, heeft recht op privacy.
Op zich zou iedereen de tuin kunnen kennen, want twee seizoenen lang ging Jan Wolkers in Villa Achterwerk op excursie in zijn eigen achtertuin. Maar dat is inmiddels bijna twintig jaar geleden. En toch: dat ik afgelopen zomer in Noorwegen uitgebreid inzoomde op het schuim van een spuugbeestje is een direct gevolg van De achtertuin van Jan Wolkers (terwijl het spuugbeestje niet eens mijn favoriete bewoner van de achtertuin was). Het spuugbeestje zelf liet zich natuurlijk niet zien. Zin om hem tevoorschijn te blazen had ik niet.
In zijn achtertuin groeide, bloeide en krioelde het, en Jan Wolkers zag dat het goed was. Hij stond erbij, keek ernaar en vertelde en schreef erover. In dit geval in ‘Onder de oppervlakte’, het verhaal waarmee De achtertuin begint:
‘Op een keer ontdekten we onder het ijs, waar het nog niet witgeschraapt was door de schaatsijzers, zodat je als door een aquariumruit kon zien wat er onder de oppervlakte gebeurde, een grote watertor. Rustig roeide hij met zijn hakerige poten vooruit alsof hij een doel had.’
Jan Wolkers raakte niet uitgekeken op zijn terrein, en ja, hij kon wat hij observeerde behoorlijk goed in woorden vangen.
Voordat Jan Wolkers in 1980 naar Texel verhuisde, moest hij zich in Amsterdam behelpen met een volkstuintje. Hij had een huisje met een tuintje op Amstelglorie, de volkstuinvereniging waarvan hij in 1972 lid werd en die hem in dat jaar perceel 294 toewees.
Jan Wolkers en zijn vrouw Karina gaven huisje een naam: Het Smolny (naar het pand dat aanvankelijk een instituut voor adellijke meisje huisvestte, en na de Oktoberrevolutie in 1917 tijdelijk de zetel van de Sovjetregering was). Iets meer dan een jaar later wordt het herdoopt en gaat het Manderley heten (naar het landhuis in de roman Rebecca van Daphne du Maurier).
Jan Wolkers heeft het in zijn dagboeken heel regelmatig over het tuinhuis en het volkstuincomplex. Hij en Karina zijn er vaak: ze werken, tuinieren en koken er en ze ontvangen er gasten.
Dat er inmiddels regelmatig schrijvers resideren in het voormalige tuinhuis van Jan Wolkers mag dan misschien logisch klinken, maar dat is het niet. Het had namelijk weinig gescheeld of Amstelglorie had plaats moeten maken voor vijftienhonderd woningen. De gemeente Amsterdam merkte het volkstuincomplex in 2016 namelijk aan als strategische woningbouwlocatie.
Er kwam verzet, en dat verzet had zin. In 2018 zijn de bouwplannen van de baan en kunnen de tuinders en sympathisanten van Amstelglorie opgelucht ademhalen. In datzelfde jaar neemt de eerste gast zijn intrek in het inmiddels gerenoveerde tuinhuis.
Tijdens de renovatie werd de tuin op basis van de dagboeken gereconstrueerd, want toen Jan en Karina Wolkers naar Texel verhuisden, namen ze de aanplant mee:
‘Wolkers besloot om niet alleen het tulpenboompje maar alle planten, bomen en struiken van zijn volkstuin over te brengen naar de drieduizend vierkante meter terrein om zijn nieuwe woonplaats. De moerbeiboom groef hij uit, de gele monnikskap en de zeldzame eenbes. Maanden deed hij daarover. Pol na pol, struik na struik, boom na boom brachten Karina en hij op de bakfiets naar de poort van het volkstuincomplex, waar al het groen in een vrachtautootje en achter in de Jaguar werd geladen om vervolgens naar Den Helder te worden gereden. En daar de boot op naar het eiland’,
schrijft biograaf Onno Blom in Het litteken van de dood. En het bleef niet bij die ene rit richting de Rozendijk. Aan het eind van de exercitie was de tuin van Wolkers op Amstelglorie een slagveld:
‘een huiveringwekkend stukje Verdun, alsof er op die troosteloze kale driehonderd vierkante meter in loopgraven en schuttersputjes verbeten tot de laatste man gevochten was.’
Dit zijn niet de woorden van Onno Blom, maar van Jan Wolkers zelf. Ze komen uit de roman De junival. Als je dit weet, kijk je toch net even anders naar de uitbundige achtertuin op Texel.
Na de eerste gast in 2018 volgden Rob van Essen, Anne Vegter, Roos van Rijswijk, Maartje Wortel, Marieke Lucas Rijneveld, Mariken Heitman, Mustafa Stitou, Nisrine Mbarki, Mark Boog, Alexis de Roode, Frouke Arns en Anneke Brassinga om er maar een paar in een beetje willekeurige volgorde te noemen. Gert-Jan van den Bemd zat er de afgelopen twee weken.
Wat maakt het voormalige tuinhuis van een inmiddels overleden collega onweerstaanbaar voor degenen die er op eigen verzoek tijdelijk neerstrijken? Wat vinden die schrijvers en dichters er?
‘De geest van Jan Wolkers voel ik hier niet, tenminste niet als geest, wel als inspiratie. […] Er hangt een positieve, vriendelijke vibe’,
schrijft Mireille Geus in een brief aan Anna van Praag, opgenomen in Liefdeswerk: een briefwisseling over schrijven, leven en liefde.
Ik was er de afgelopen week even. Om er te vergaderen. Het inmiddels weer naamloze huisje – als je niet weet dat het ooit Manderley heette, begrijp je niet waarom er tussen het oeuvre van Jan Wolkers en de titels die de residerende schrijvers en dichters er bij wijze van erkentelijkheid achterlieten ook een editie van Rebecca van Daphne du Maurier in de boekenkast staat – staat er florissant bij. Net iets te florissant. Het is zo grondig gerenoveerd en zo goed onderhouden, dat je er tevergeefs zoekt naar gebruikssporen. Jan Wolkers is voor de toevallige passant die ik op de Wolkerstuin ben een opvallende afwezige. Tenzij hij de gedaante aangenomen heeft van de spin op hoge poten die tijdens het hele gesprek aandachtig heeft zitten luisteren op een van de nog groene pluimen van de paarse sering.
Toch nog even over de huidige tuin. Die is aangelegd door Wim Hemker. Rob van Essen, een van de eerste residenten, liep de tuinman tijdens zijn verblijf tegen het lijf. In in de wolkerstuin (5): de geest van jan wolkers – te lezen op zijn weblog Reddend zwemmen – schrijft Rob van Esssen over de reconstructie van de tuin:
‘Toch besloot Hemker geen imitatie van Wolkers volkstuin te maken, maar een tuin te ontwerpen ‘in de geest van Jan Wolkers’. Er staan hier 230 verschillende planten, als ik het goed onthouden heb. Hij vertelde ook nog dat de reusachtige coniferen achterin de tuin ooit deel hadden uitgemaakt van een rijtje van zes coniferen dat Wolkers als afscheiding had geplant.’
Dat in het kader van die herinrichting van het terrein een deel van de in 1980 naar Texel verscheepte bomen, struiken en planten al dan niet in gestekte vorm op Amstelglorie terugkeerde, maakt de tuin een stuk rebelser dan hij oogt en daarmee toch weer Wolkerswaardig.
Update:
In mijn column Ik ben mijn eigen leescoach sprak ik mezelf streng toe. Er moesten stapeltjes weggelezen worden. Dit is het resultaat, ik las in de maanden juli en augustus in chronologische volgorde de volgende vijftig boeken:
Beek Geschiedenis van het dagboek Goedegebuure Door de jaren heen lezen Fonchie Fotchind Plooi Jensen De beloning Otten De om Schermer Gods wegen Vogels De vader van Artenio Niedekker Kraai Reugebrink De vrouw die niet bestond Dumon Tak Mikis de ezeljongen Dodgson Collingwood The Life and Letters of Lewis Carroll Bowman The story of Lewis Carroll Barnes Elizabeth Finch Katchadjian Wat te doen Bentz van den Berg De straatwaarde van de ziel Moses Lewis Carroll in Wonderland and at home Roodnat Met moeder mee Andriessen Uitzien met D Carroll Alice in Wonderland De Jongh/Chabbert Zestig lentes Andriessen Probeer de hemel mijn huis te maken Carroll The Nursery Alice Dekker Diepdiepblauw Durlacher Baby Tedja Het uitgelezen deel Tedja Exclusief Høvring Iets wat helpt Tellegen De liefste wens Kroonenberg Dodo Peeters Het wonderland van Lewis Carroll Smith Gezelschap Verbeke September Verhulst Hebben en zijn Smith Camera Solo Thackeray From an island Campert Hôtel du Nord Ravensbergen Ontwapend Verhelst/Vermeire De zeer vermoeide man en de vrouw die hartstochtelijk van bonsai hield Høvring Omdat Venus op de dag dat ik werd geboren een alpenviooltje passeerde Andriessen Huisverraad Christie At Bertram’s Hotel Baricco Driemaal bij dageraad Brockhus Kleine haperende vluchten Holt Hotel Alfabet Duras Vernietigen, zegt zij Meer Winter in Gloster Huis Hemmerechts Hotel Terminus Andriessen Dwalmgasten Brookner Hotel du Lac Wolkers De achtertuin
De column stond op 3 september in Bazarow Magazine.
Leave a Reply