Er zijn mensen die de nieuwswaarde van literaire prijzen betwisten en dus stelselmatig weigeren om de namen van genomineerden en winnaars te noemen op het moment dat die bekendgemaakt worden. Ik weet niet precies wat dat voor mensen zijn, maar ik geloof wel dat ik ze steeds beter begin te begrijpen, want eigenlijk zijn literaire prijzen gekke dingen.
Een schrijver schrijft niet en een dichter dicht niet zoals sporters sporten. Sporters sporten om de beste te zijn. Om de snelste of de sterkste te zijn. Als de wedstrijd afgelopen is, weten ze precies wat hun prestatie waard is. Voor schrijvers en dichters bestaat er geen objectieve maat waarmee gemeten kan worden. En ondanks het spreekwoord valt er over smaak wel degelijk te twisten.
Als de mensen die zich tegen het bestaan en het uitreiken van literaire prijzen keren, bedoelen dat het onmogelijk is om vast te stellen dat die ene roman, die ene verhalenbundel of die ene poëziebundel absoluut de beste is, dan geef ik ze gelijk.
Hoe precies je de voorwaarden ook formuleert, hoe deskundig een jury ook is, als je uiteindelijk moet kiezen tussen Het lied van ooievaar en dromedaris van Anjet Daanje, De Mitsukoshi Troostbaby Company van Auke Hulst, Vaders die rouwen van Carmien Michels, Waarachtige beschrijvingen uit de permafrost van Donald Niedekker en Zelf doen van Niña Weijers – de keuze waar de jury van de Boekenbon Literatuurprijs die op 10 november wordt uitgereikt zichzelf voor geplaatst heeft – dan krijg je alsnog het idee dat er appels met peren vergeleken moeten worden.
Maar misschien moeten wij op een andere manier naar literaire prijzen leren kijken. En met wij bedoel ik dan bijna iedereen voor wie literatuur gesneden koek en dagelijkse kost is. Voor de meesten van ons is een literaire prijs overbodig. Wij lezen al zoveel als we kunnen. Wij kennen die schrijvers en hun genomineerde titels meestal al, zelfs als we – en dat overkomt ons elke nominatieronde opnieuw – niet alles gelezen hebben.
Omdat literatuur voor ons vertrouwd terrein is, zien wij misschien over het hoofd hoe belangrijk literaire prijzen zijn als aandacht-generator. Hoe essentieel het is dat media die het hele jaar door in gebreke blijven alsnog hun goede wil en elitaire inborst tonen, waardoor een veel groter publiek dan normaal zich bewust wordt van het bestaan van literatuur.
Hoe vaak mensen door een long- en een shortlist niet op een idee gebracht worden.
En dan heb ik het nog niet over de schrijvers en de dichters. Zij schrijven en dichten dan wel niet om de beste, de snelste en/of de sterkste te zijn, maar wie een literaire prijs wint, merkt dat niet alleen in zijn portemonnee. Aandacht en erkenning geven zelfs de meest gereserveerde schrijvers en dichters vleugels.
Het is tijd om mij van de wij die sceptisch staan tegenover literaire prijzen te distantiëren. Tenminste, zolang het om juryprijzen gaat, want met de NS Publieksprijs ben ik inmiddels wel definitief klaar. Ik vond er in 2011, 2014 en vorig jaar al wat van, maar nu is de maat wat mij betreft echt vol. Ik mag hopen dat het kapen van mailadressen nog een strafrechtelijk staartje krijgt, want alleen het niet uitreiken van de prijs is als sanctie niet voldoende. Die treft namelijk de daders niet.
Dat De Grote Poëzieprijs dankzij de ophef die volgde op het bericht dat deze prijs in 2023 wegens een gebrek aan financiële middelen niet uitgereikt zou worden alsnog – althans voorlopig – gered is, is voor wie literaire prijzen op waarde weet te schatten goed nieuws.
Al zou het niet zo moeten zijn dat prijzen voor de beste romans, verhalen-, poëzie- en essaybundels afhankelijk zijn van tijdelijke geldschieters die op hun manier een publicitair belang hebben bij het bestaan van een prijs of, nog erger, afhankelijk zijn van wat de gek of de liefhebber er voor geeft: dat er voor de J.M.A. Biesheuvelprijs elk jaar opnieuw gecrowdfund moet worden, is het genre absoluut onwaardig.
Blijft over het appels met peren vergelijken. Want daar ontkom je uiteindelijk niet aan. Kijk naar de shortlist van de Boekenbon Literatuurprijs: drie romans (twee historische romans en een waarin de tijd verstrijkt van een recent verleden naar een nabije toekomst, om maar één verschil te noemen), een verhalenbundel en een essayistisch getint zelfonderzoek, gebaseerd op eerder verschenen columns. Dat zijn appels en peren. Al kun je ook zeggen: voor elk wat wils.
De long- en shortlists van literaire prijzen zijn een afspiegeling van wat er verschijnt. Waarbij niet onbenoemd mag blijven dat ook de samenstelling van de jury vaak van belang blijkt. Juryleden brengen naast hun specifieke deskundigheid ook eigen voorkeuren in, waardoor smaak toch een rol gaat spelen. Al is dat als het goed is niet de doorslaggevende factor.
Dat aan René van Stipriaan voor De zwijger: het leven van Willem van Oranje de afgelopen week zowel de Libris Geschiedenis Prijs als de Biografieprijs toegekend werd, stelt enigszins gerust: overlap in nominaties wijst er op dat het tot op zekere hoogte mogelijk is kwaliteit objectief vast te stellen.
En daarom is een veelkleurig en veelstemmig prijzenlandschap een essentieel onderdeel van een gezond literair klimaat. Eén prijs is geen prijs, één prijs is toeval.
Deze column stond op 5 november in Bazarow Magazine.
Erwin van Dijke says
Liliane,
je geeft al een aardige opsomming van literaire prijzen; het begint al te duizelen, maar er zijn er nog meer natuurlijk. Maarten ‘t Hart geeft in zijn Dienstreizen van een thuisblijver een aardig inkijkje in het prijzenfestival der literatuur. Verder: zeer lezenswaardige column!