Op de voorlaatste dag van het vorige jaar verzamelde zich ter hoogte van nummer 10bis een menigte op de stoep van de Utrechtse Zuilenstraat. Misschien is een menigte een beetje overdreven, maar het waren zeker twintig mensen. Die twintig mensen kwamen op die druilerige vrijdagmiddag samen om de vijftigste sterfdag te herdenken van de schrijfster die van 1941 tot haar dood op dat adres woonde.
Toen de schrijfster in kwestie het huis betrok, verkeerde het in een deplorabele staat. Althans, dat maak ik op uit wat ik lees in Voor ’t gewone leven ongeschikt, de door Petra Teunissen geschreven biografie van Clare Lennart – want voor haar kwamen zij: Clare Lennart (1899-1972).
‘ “We konden nog net dit huis krijgen Het was wel erg verwaarloosd, het dak was eraf en het zat vol puin, maar toch was ik blij dat we erin trokken, anders had ik nog langer op kamers moeten blijven wonen.” De Zuilenstraat vernoemd naar de familie van Belle van Zuylen ligt in het stille deel van het Utrechtse centrum. Clare had – net als haar vader – talent voor het vinden van even onpraktische als romantische huizen. Ook dit was een merkwaardig pand: zeventiende-eeuws, hoog en hokkerig.’
Het huis staat er anno 2022 goed verzorgd en zorgvuldig gepleisterd bij. Een tikkeltje saai, zeker vergeleken met panden in de onmiddellijke omgeving, maar volgens een website die het kan weten – monumenten.nl – is ondanks tussentijdse aanpassingen niet alles gladgestreken en gemoderniseerd:
‘Het 17e eeuwse huis is grotendeels bewaard; casco met moer- en kinderbalklaag met sleutelstukken op de verdieping. De kap is grotendeels nog origineel, maar tevens uitgebouwd tot verdieping. De gevel is in de 19e eeuw verhoogd en voorzien van een kroonlijst.’
Vlak voordat er gesproken gaat worden, wurmt zich een zwarte poes langs benen om met haar ruggetje tegen de deurpost tussen de nummers 10bis en 10 te schurken, waarna ze zonder iemand een blik waardig te keuren doodgemoedereerd haar weg vervolgt.
Clare Lennart hield heel erg van poesen – poesen, geen poezen – zo erg zelfs dat haar biografe een poes in huis haalde om zich beter te kunnen inleven in haar biografeling. De aanwezigen zijn het erover eens: dit is geen toeval.
Gesproken wordt er. Door iemand die Clare goed gekend heeft. Hij spreekt liefdevol over haar. Over Claar. Waarna hij een steen legt. Een te rode steen – want Clare Lennart was van de pasteltinten – met een QR-code (het Utrechtse equivalent van de Britse blue plagues?). Wie die QR-code scant, komt onder andere te weten dat Clare Lennart op dit adres bijna al haar romans, columns en twee Boekenweekgeschenken schreef, en wordt vervolgens doorverwezen naar de site over Clare Lennart, die door haar biografe in de lucht gehouden wordt.
Zo’n vijftigste sterfdag is een uitgelezen moment om leven en werk van een auteur opnieuw onder de aandacht te brengen. Behalve die steen wordt er die dag nog iets anders gepresenteerd: Dwalen door een paradijs: een keuze uit niet eerder gebundelde columns ‘Van Tijd tot Tijd’ in het Utrechts Nieuwsblad. Columns waarin Clare Lennart blijk geeft van haar liefde voor de groene kant van de stad waar ze woonde.
Of, zoals samenstelster Petra Teunissen het in haar inleiding formuleert:
‘Altijd schreef Clare Lennart vanuit een persoonlijke betrokkenheid met de stad. Ze bezong de schoonheid van het oude stratenplan van Utrecht en pinkte een traan weg bij een omgevallen boom. Al in haar tweede column treurde ze om de sloop van enkele huizen op de Korte Nieuwstraat. Vaak gebruikte ze haar plekje in de krant om draagvlak te creëren voor het behoud van monumenten in Utrecht. Ze liet haar mede-Utrechters met andere ogen kijken naar hun stad en opende hun ogen voor de onvermoede schoonheid van de “paradijselijke” negentiende-eeuwse wijken.’
De liefde voor ‘het paradijselijke’ en ‘de groene aarde’ kreeg Clare Lennart van huis uit mee.
Geboren werd ze in Hattem, maar al vrij snel daarna verhuisde haar ouders met haar naar Oldebroek, waar haar vader – Luite Klaver: kunstschilder, lithograaf, postbeambte, kweker, fotograaf en uitvinder – het landgoed De Ekelenburg kocht. Een groene oase, die ook nog eens lag te midden van ‘weilanden, bossen, heide, zandvlakten, beken en sprengen’. Die laatste woorden komen weer uit Voor ’t gewone leven ongeschikt: een biografie van Clare Lennart, maar ik had ze zelf kunnen verzinnen.
Ooit woonde ik daar ook. Niet in Oldebroek, maar in Hattem. Uit die tijd ken ik Clare Lennart. Nou ja, haar werk. Want Clare Lennart – die als Clara Helena Klaver geboren werd – leefde ook toen al niet meer. Ik verdiepte me in haar werk, omdat ik er een artikel over wilde schrijven. Ik wendde me tot Dolf Verroen, een collega-schrijver met wie Clare Lennart bevriend raakte, en leende dat ene boek dat ik nergens kon vinden van Clare’s nichtje Ineke Klaver. Ik dompelde me onder en genoot van het researchen. In mijn hoofd dijde dat artikel uit tot een complete biografie, waarna ik het hele project terzijde schoof.
Dolf Verroen en Ineke Klaver zijn er ook, die druilerige vrijdagmiddag die begon in de Zuilenstraat en om de hoek in een werfkelder aan de Nieuwegracht eindigde, in het onderkomen van De Utrechtse Sociëteit van Kunstenaars en Kunstlievenden De Engelenzang. Daar werd Dwalen door een paradijs ten doop gehouden. Daar haalde Dolf Verroen herinneringen op aan zijn eerste ontmoeting met Clare Lennart.
Clare Lennart was er ook lid van, van De Engelenzang. De wetenschap dat haar tante zich ook ooit in deze ruimte bevonden heeft, ontroert Ineke Klaver met wie ik in gesprek raak over ‘vroeger’. En over haar opa Luite Klaver die eigenlijk ook een biografie verdient.
Dwalen door een paradijs: een keuze uit niet eerder gebundelde columns ‘Van Tijd tot Tijd’ in het Utrechts Nieuwsblad is een uitgave van De Utrechtse Boekhoudpers.
Deze column stond op 14 januari in Bazarow Magazine.
Truus says
Clara Lennart. Is dat die van “de ogen van Roosje”? Boek maakte veel indruk op me toen ik het op de middelbare school las; naam ben ik nooit vergeten.
Liliane Waanders says
Ja, Clare Lennart, dat is ‘die van “De ogen van Roosje”, maar ook van:
Avontuur (1935)
De blauwe horizon (1936) (deel 1)
De wijde wereld (1936)
Mallemolen (1936)
Tooverlantaarn (1937)
Huisjes van kaarten (1939) (herdrukt met nawoord in 2019)
Maanlicht (1939)
Ter herinnering aan Rotterdam (1946)
Kasteel te huur (1948)
Rouska (1949)
Twee negerpopjes (1949) (boekenweekgeschenk)
De blauwe horizon (1950) (deel 1 en 2)
Prinsesje Mimosa (1951)
Serenade uit de verte (1951)
Liefde en logica (1952)
Stad met rose huizen (1954)
Op schrijversvoeten door Nederland (1955) (boekenweekgeschenk)
De ogen van Roosje (1957)
Kathinka uit de Kattesnorstraat (1957)
Iboe (1960)
Rinus Spoormus (1960)
Scheepjes van papier (1962)
Utrecht. Stad en provincie (1962)
Twintig ramen aan de straat (1965)
Kinderverhalen (1965)
Martijn en Martientje (1965)
De bosjespoesen (1967)
Pluk een roos (1967)
Een mus op de vensterbank (1969)
Het vrouwtje Tamarinde (1970)
Weleer (1971)
Notitieboek van poesen (1973)
Weleer (deel 2) (1976)
Het paard lacht (1977)