‘Literatuur vergroot uit, of ze verkleint; literatuur maakt persoonlijke ervaringen universeel en universele concepten persoonlijk; literatuur maakt fictie van de waarheid en waarheid van fictie; literatuur ridiculiseert wat ernstig is en maakt serieus wat volstrekt krankzinnig is’, schrijft Bas Jongenelen bijna aan het eind van De duivel in de Nederlandse literatuur.
Dat klinkt bijna als een geloofsbelijdenis. Je zou bijna denken dat Bas Jongenelen onvoorwaardelijk vertrouwt in en op de literatuur. Jammer alleen dat hij in het voorafgaande de literatuur zo weinig serieus genomen heeft. Dat hij niet uit zijn onderwerp haalt wat erin zit. Want Bas Jongenelen blijft in De duivel in de Nederlandse literatuur maar benadrukken dat de duivel in het echt niet bestaat en beperkt zich in zijn boek tot het inventariseren van manieren waarop de duivel in de literatuur afgebeeld wordt, maar waagt zich niet aan het duiden van de mogelijk metaforische betekenis van de duivel in de diverse verhalen.
Als je literatuur serieus neemt, dan is alleen het hoe beschrijven niet voldoende. Als je literatuur serieus neemt, weet je dat er weliswaar staat wat er staat, maar dat een schrijver daar oneindig veel meer mee wil zeggen.
Neem nou Roald Dahl. Dacht je dat zijn personages zomaar ‘ugly’, ‘fat’, ‘mad’, ‘crazy’, ‘tiny’ of ‘titchy’ waren? Uit het hele arsenaal van beschikbare beschrijvingen koos Roald Dahl heel bewust ‘ugly’, ‘fat’, ‘mad’, ‘crazy’, ‘tiny’ en ‘titchy’ om zijn personages te typeren. Misschien wel te stereotyperen.
Dat laatste is in het dagelijks leven uit den boze. Maar in de literatuur mag het. Moet het soms zelfs. Soms moet een schrijver overdrijven om dingen duidelijk te maken. En soms vindt hij dat hij dat moet en ook dat is dan zijn goed recht.
Dat heet vrijheid van meningsuiting en expressie. Die vrijheid van meningsuiting en expressie is geen vrijbrief. Zelfs een schrijver mag niet alles zeggen en schrijven wat hij wil. Een schrijver mag van alles niet in en met zijn teksten, maar om nou te zeggen dat Roald Dahl met het gebruik van woorden als ‘ugly’, ‘fat’, ‘mad’, ‘crazy’, ‘tiny’ en ‘titchy’ om personages te (stereo)typeren over de mensenrechtenschreef gaat, gaat wel heel erg ver.
Maar dat zeggen de hypercorrecte sensitivity readers van Inclusive Minds die het werk van Roald Dahl kuisten ook niet.
En dat was ook helemaal hun opdracht niet. Het enige dat zij moesten doen was het werk van Roald Dahl inclusiever maken. Inclusief als in salonfähig. Toekomstbestendig wordt het ook wel genoemd.
Want de rechthebbenden – en dat zijn niet de nazaten van Roald Dahl; die nazaten verkochten hun rechten aan de Roald Dahl Story Company, en de Roald Dahl Story Company werd in 2021 opgekocht door Netflix – willen natuurlijk tot in lengte van jaren munt slaan uit het duurbetaalde werk van de in 1990 overleden schrijver. En wie zegt dat kinderen straks nog bestand zijn tegen de toon die Roald Dahl in zijn oeuvre aanslaat.
Maar wat blijft er van Roald Dahl over als je dat wat een werk van Roald Dahl tot een echte Roald Dahl maakt wegfiltert?
Het is zoals Rishi Sunak, de premier van Groot-Brittannië het heel treffend uitdrukt: ‘We shouldn’t gobblefunk around with words’. Rishi Sunak kent zijn BFG/GVR. Net als vele anderen die zich de afgelopen dagen in de discussie mengden is hij uitermate kritisch. Hij vindt het ‘airbrushen’ van ‘works of literature and works of fiction’ uit den boze. Van ‘works of literature and works of fiction’ blijf je af. Maar ondertussen is het kwaad wel geschied. Althans in Groot-Brittannië, want de Franse uitgever van Roald Dahl weigert zich te conformeren en Nederlandse lezers lijkt het lezen van een gecensureerde Roald Dahl ook bespaard te blijven.
Je hoeft lezers niet op voorhand te behoeden voor pijnlijke leeservaringen. ‘Literatuur vergroot uit, of ze verkleint; literatuur maakt persoonlijke ervaringen universeel en universele concepten persoonlijk; literatuur maakt fictie van de waarheid en waarheid van fictie; literatuur ridiculiseert wat ernstig is en maakt serieus wat volstrekt krankzinnig is.’ En dat doet literatuur niet voor niets. Literatuur houdt de lezer een spiegel voor. Literatuur leert lezers naar de wereld en naar zichzelf kijken. En die wereld is ‘ugly’, ‘fat’, ‘mad’, ‘crazy’, ‘tiny’ en ‘titchy’, en nog heel veel meer. Net zoals mensen en personages ‘ugly’, ‘fat’, ‘mad’, ‘crazy’, ‘tiny’ of ‘titchy’ kunnen zijn.
Heel even leek het er in deze zaak op dat het de literatuur was die zichzelf in de staart beet. Maar toen bleek dus dat er grote commerciële belangen in het spel zijn, waaraan de literatuur ondergeschikt gemaakt wordt. Net als een paar weken geleden toen het over Pim Lammers en het Kinderboekenweekgedicht dat hij zou schrijven ging, gaat het ook nu niet om de literatuur. Toen meenden ‘politici’ de vrijheid van meningsuiting en expressie om oneigenlijke redenen ter discussie te kunnen stellen. Nu kapen commerciële partijen de discussie over de noodzaak van inclusieve literatuur. Die noodzaak staat niet ter discussie. Als lezers zich niet herkennen in de verhalen die zij lezen, slaat de literatuur dood en komt wat schrijvers willen zeggen niet over.
Maar met het bepleiten van een representatievere afspiegeling van de samenleving in de (kinder- en jeugd) literatuur heeft het gehakketak over het aanpassen van woorden in het werk van Roald Dahl bar weinig te maken. Ook al gebeurt het onder het mom van inclusiviteit, door sensitivity readers van een collectief dat zich Inclusive Minds noemt, en – ik citeer nu hun website: Inclusive Minds ‘do not edit or rewrite texts, but provide book creators with valuable insight from people with the relevant lived experience that they can take into consideration in the wider process of writing and editing.’ Je vraagt je af wat in dit geval dat valuable insight geweest is.
Dat de literatuur nu voor de tweede keer in korte tijd in een hoek gedreven wordt, geeft te denken. ‘Literatuur vergroot uit, of ze verkleint; literatuur maakt persoonlijke ervaringen universeel en universele concepten persoonlijk; literatuur maakt fictie van de waarheid en waarheid van fictie; literatuur ridiculiseert wat ernstig is en maakt serieus wat volstrekt krankzinnig is’, maar de vraag is: hoe lang nog?
Hoe lang kan de literatuur zich nog beroepen op haar autonome positie als ze links en rechts ingehaald wordt door mensen en partijen die zeggen het goed met de lezer voor te hebben, maar ondertussen zagen aan de poten van de verbeelding?
Net als het boek van Bas Jongenelen over de duivel in de Nederlandse literatuur blijft deze discussie steken bij het hoe. Terwijl het in de literatuur ook om het waarom gaat. Het hoe is belangrijk, het hoe typeert een schrijver. Maar het waarom van het hoe net zo goed. De personages van Roald Dahl zijn niet zomaar ‘ugly’, ‘fat’, ‘mad’, ‘crazy’, ‘tiny’ of ‘titchy’. Roald Dahl had zo zijn redenen om ze ‘ugly’, ‘fat’, ‘mad’, ‘crazy’, ‘tiny’ of ‘titchy’ te laten zijn. En dat snappen zijn lezers heel goed. Ook als ze zelf ‘ugly’, ‘fat’, ‘mad’, ‘crazy’, ‘tiny’ of ‘titchy’ zijn.
Laten we Roald Dahl en zijn werk niet op voorhand cancellen. Laten we hem en zijn werk niet offeren aan dat zogenaamde ontwaken en alert zijn op. Laten we de literaire verdienste van een auteur voor toekomstige schrijvers niet op voorhand in twijfel trekken. Laat de lezers van straks lekker zelf beoordelen of het werk van Roald Dahl de tand des tijds heeft doorstaan.
Tegen de tijd dat Roald Dahl niet meer tot hun verbeelding spreekt, zijn er vast voldoende alternatieven. Al verloopt het proces dat moet leiden tot een inclusievere en diversere (kinder- en jeugd)literatuur traag en stroperig. Dat zou onze zorg moeten zijn.
Pim Wiersinga says
‘Sensitivity reading’ is geen beroep; de sensitivity reader een overbodige functionaris. Of een schrijver ‘inclusief’ wil zijn, ‘herkenbaar’, of ‘kindvriendelijk’ is aan de schrijver, dan wel een zaak waar de schrijver geen boodschap aan heeft.
Althans, binnen mijn poëtica.
Over het verband met propaganda, of censuur, politieke correctheid, of misplaatste lof mogen anderen zich buigen (Hanta bijvoorbeeld). Verder zie ik voor de schrijver nog wel satirische mogelijkheden (zie René Huigen, De man die alles zag’)