PEN Nederland: van samen eten tot het behartigen van belangen
‘Dames en heeren, leden van het Nederlandsche Centrum der PEN Club, de PEN Club is een organisatie zonder politieke, economische of anderszins practische doelstelling. Zij is gesticht uit de overweging dat schrijvers in eigen land en in den kring der landen behoefte hebben aan onderling vriendschappelijk verkeer. Er ligt vreugde in het weten eener gemeenschap dergenen, die hetzelfde schoone beroep van het schrijversschap uitoefenen’.
In 1933 achtte voorzitter J.D. Bierens de Haan het noodzakelijk om tijdens de algemene ledenvergadering de belangrijkste bestaansgrond van PEN, en daarmee ook van de in 1923 door P.C. Boutens opgerichte Nederlandse afdeling, te benadrukken.
Hoewel in het bevorderen van contact en samenwerking tussen schrijvers en dichters in binnen- en buitenland ook het verdedigen van het vrije woord besloten ligt, diende PEN zich te onthouden van politieke stellingname. PEN was immers een onafhankelijke vereniging.
Vasthouden aan dat uitgangspunt bleek in de loop van de inmiddels bijna honderdjarige geschiedenis van PEN Nederland niet altijd mogelijk. Tijdens internationale PEN-congressen werd de Nederlandse afvaardiging regelmatig gevraagd een standpunt in te nemen. In Dubrovik (1933) betrof dat het boekverbrandingen in Duitsland, in Barcelona (1935) de invrijheidstelling van drie gevangengezette Duitse schrijvers, in Wenen (1976) het omarmen van Pinochet door PEN Chili, in New York (1985) censuur in de Verenigde Staten.
Intern loopt de spanning hoog op als in 1956 een aantal schrijvers oproept tot het afkeuren van het neerslaan van de Hongaarse Opstand. Meer dan over het Russische optreden in Hongarije gaat het tijdens (de nasleep van) een ingelaste ledenvergadering over de vraag of communistische schrijvers lid konden zijn van PEN Nederland. In een resolutie wordt het neerslaan van de Hongaarse opstand veroordeeld, maar ook voorgesteld om leden met een CPN-achtergrond te royeren.
Zo ver komt het niet, maar uit wat ‘de Hongaarse kwestie’ is gaan heten, blijkt dat naarmate de geschiedenis vordert de grens tussen het op een apolitieke wijze opkomen voor de vrijheid van meningsuiting en expressie en het innemen van politieke standpunten vervaagt.
Vanaf de jaren negentig is PEN Nederland definitief niet langer een vereniging die zich primair richt op ‘gezelligheid’ en het bevorderen van sociale contacten tussen de eigen leden, maar legt zij de nadruk op werkzaamheden (in het verlengde van) het Writers in Prison Committee WIPC) en ICORN.
Die opstelling sluit aan bij de veranderde omstandigheden, waarin nieuwe dictaturen en grootmachten opkomen en digitalisering en sociale media om een andere aanpak van het verdedigen van het vrije woord vragen.
PEN Nederland en het aanzien van de Nederlandse literatuur
Naast het verstevigen van de onderlinge banden tussen de leden en het verdedigen van de vrijheid van meningsuiting in een steeds bredere zin van het woord, is ook het behartigen van de (zakelijke) belangen van Nederlandse schrijvers en dichters (en later ook die van essayisten, historici, vertalers, critici, uitgevers, journalisten en scenarioschrijvers) een terugkerend thema
Al vanaf de jaren dertig spande PEN Nederland zich in voor kwalitatief hoogwaardige vertalingen van werk van Nederlandse auteurs. In 1949 pleitte de Nederlandse afdeling van PEN voor een minimumvergoeding voor literair vertalers.
Niet alleen het aanzien en de verkoop van Nederlandse literatuur was gebaat bij goede vertalingen, ook vergrootten zij de kansen van door PEN Nederland naar voren geschoven kandidaten voor de Nobelprijs voor Literatuur, onder wie Henriette Roland Holst, Simon Vestdijk, Gerrit Kouwenaar, Hella S. Haasse, Harry Mulisch en Cees Nooteboom.
Na de oprichting van de Stichting ter Bevordering van de Vertaling van Nederlands Letterkundig in 1954 nam de directe bemoeienis van PEN Nederland met het vertaalbeleid af. Wel was PEN Nederland in het bestuur vertegenwoordigd in de persoon van Victor E. van Vriesland, die van 1945 tot 1963 voorzitter van PEN Nederland was (en van 1962 tot en met 1965 voorzitter van PEN International).
De vraag in hoeverre het de taak is van PEN Nederland om zich bezig te houden met onderwerpen als auteursrecht en honoraria voor auteurs in Nederland is tot in de jaren vijftig en zestig regelmatig onderwerp van discussie.
In Nederland is sinds 1905 de Vereniging voor Letterkundigen actief die zich nadrukkelijk profileert als beroeps- en belangenvereniging. Takenpakket en ledenbestand van beide verenigingen vertonen een grote overlap en dat vereist€ om overleg en afstemming.
Tijdens de PEN-, WIPC- en ICORN-congressen kan PEN Nederland zich beter dan in eigen land profileren als een ‘organisatie op ideële grondslag’. In toenemende mate spreekt PEN Nederland zich daar ook uit over de wijze waarop de besluitvorming over inhoudelijke thema’s tijdens die congressen plaatsvindt. De Nederlandse delegatie streeft doelmatige discussies en een minder bureaucratische organisatie na.
De leden van PEN Nederland
‘Is het nu voor de auteur een eer om lid te mogen worden of moet de PEN blij zijn er een lid bij te kunnen krijgen?’ klonk het in de jaren zeventig.
PEN Nederland hanteerde lang een strikt toelatingsbeleid voor nieuwe leden. Lid worden kon alleen op voordracht van het bestuur. Het waren vooral de reeds gearriveerde, vaak al wat oudere schrijvers die in aanmerking kwamen.
De praktijk van coöptatie en het in kleine kring verdelen van taken maakten van PEN Nederland de eerste vijftig jaar een gesloten bastion. Buitenstaanders zagen de vereniging als een ‘muf clubje’, uit eigen gelederen klonk regelmatig de roep om doorstroming en verjonging van ledenbestand en bestuur.
Nog steeds nodigt het bestuur mensen uit lid te worden, maar het staat eenieder die voldoet aan de voorwaarden en bereid is het PEN Handvest te onderschrijven vrij zich aan te sluiten. Bovendien mogen inmiddels naast ‘Poets’, ‘Essayists’, ‘Novelists’, journalisten en non-fictieschrijvers ook anderen werkzaam in de letterensector – zoals vertalers, bloggers en medewerkers van uitgeverijen – zich aansluiten bij de vereniging.
In de eerste vijftig jaar van het haar bestaan stond PEN Nederland er financieel verre van florissant voor. Het bestuur deed herhaaldelijk, en niet zonder succes, een beroep op de overheid om financiële ondersteuning, maar een kapitaalkrachtige vereniging werd PEN Nederland ondanks het versoepelde toelatingsbeleid en de groei van het aantal leden niet. Dankzij de financiële steun van het Nederlands Letterenfonds en de contributie van de leden is zij ondanks dat in staat haar ambities waar te maken.
Het PEN Emergency Fund
De financiële ondersteuning van schrijvers en in toenemende mate journalisten en bloggers voor wie vrije verspreiding van literatuur en vrijheid van meningsuiting en expressie geen vanzelfsprekendheid zijn, kreeg vanaf 1971 structureel vorm via het PEN Emergency Fund, een ‘schrijvers-in-nood-fonds’- ‘als ICORN het ziekenhuis is, is het PEN Emergency Fund de ambulance’ – opgericht door de Nederlandse schrijver A. den Doolaard. Vervolgde schrijvers en schrijvers in ballingschap kunnen eenmalig aanspraak maken op een uitkering.
Het PEN Emergency Fund is een juridisch en operationeel in Nederland verankerde stichting die nauw samenwerkt met de researchafdeling van PEN International in Londen. Het is een kleine, slagvaardige organisatie die in staat is aanvragen binnen 24 uur te honoreren.
Den Doolaard stond bij de oprichting een solidariteitsfonds voor ogen. Hij hoopte dat collega-schrijvers die onbedreigd hun vak konden uitoefenen en ook PEN-centra geld zouden storten. De praktijk zou anders uitwijzen: donaties van PEN-leden zijn belangrijk, maar het PEN Emergency Fund is daarnaast afhankelijk van subsidiegevers en sponsoren. Fondsenwerving is een blijvend aandachtspunt van het bestuur van het PEN Emergency Fund.
Om degenen die een beroep deden op het PEN Emergency Fund niet alsnog in gevaar te brengen, heeft het Fonds haar verslaglegging over het gevoerde beleid en gehonoreerde aanvragen in de loop der jaren aangepast. Informatie is niet langer herleidbaar naar individuele aanvragers, maar beperkt zich tot een overzicht van de regio’s en geanonimiseerde casestudies.
Gemiddeld worden per jaar tussen de twintig en dertig aanvragen gehonoreerd. Het toegekende geld wordt in de meeste gevallen gebruikt voor de vlucht naar en opvang in een ander land en het bekostigen van medicatie.
Deze tekst schreef ik vier jaar geleden op verzoek van PEN Nederland voor het digitale archief dat PEN International in het kader van het honderdjarig bestaan in 2021 initieerde. Dit jaar herdenkt PEN Nederland het honderdjarig bestaan. Dat jubileum werd op 8 april afgetrapt met een bijeenkomst in de Balie: ‘De auteur leeft meer dan ooit (maar wordt met de dood bedreigd)’.
Leave a Reply