Misschien was Ellen Deckwitz in 2013 wel de eerste die een knuppel gooide in het hok van de Dichter des Vaderlands toen zij bekendmaakte dat zij voor NRC Next op ongeregelde tijden poëtisch commentaar op de actualiteit zou gaan leveren. Hoewel ze ten stelligste ontkende daarmee een soort onofficiële Dichter des Vaderlands te zijn, deed ze toch precies dat wat er toen en nu nog van de Dichter des Vaderlands verwacht wordt: gevraagd en ongevraagd reageren op nationale gebeurtenissen die het markeren waard zijn?
Sinds Ellen Deckwitz zijn er meer dichters die zich al dan niet op verzoek aan de actualiteit wagen en daarmee in meer of mindere mate op de stoel van de Dichter des Vaderlands gaan zitten. Ik noem Ilja Leonard Pfeijffer en zijn sonnetten in de NRC, Marieke Lucas Rijneveld op wie de lezers van Trouw konden en die van de Volkskrant kunnen rekenen en Ingmar Heytze die in zijn hoedanigheid van huisdichter in Het oog op morgen zijn visie op wat er in Nederland gebeurt geeft.
Ik weet niet in hoeverre achtereenvolgende Dichters des Vaderlands de hete adem van hun onofficiële ambtgenoten in hun nek gevoeld hebben, maar voor mij voelt dat menen in plaats van te moeten spreken als het geven van een tik op de vingers van de Dichter des Vaderlands. Als het uitdelen van een brevet van onvermogen aan zijn adres. Alsof hij zich onvoldoende bewust zou zijn van de noodzaak ergens in een bepaalde vorm op een bepaalde toon aandacht aan te besteden. Soms verdenk ik er die quasi-plaatsvervangers zelfs van dat zij met hun gedichten het instituut Dichter des Vaderlands ter discussie stellen.
Op dit moment bevinden we ons in een Dichter-des-Vaderlandsloos tijdperk. Pas in september treedt Babs Gons aan. Zij is niet de beoogde opvolger van Lieke Marsman. Die beoogde opvolger trok zich op het laatste moment terug. Babs Gons was degene die alsnog bereid gevonden werd. Maar pas vanaf september.
En dat terwijl de koning deze week zijn verjaardag en zijn ambtsjubileum vierde…
Tien jaar geleden, toen Willem-Alexander tot koning werd gekroond, was Anne Vegter de Dichter des Vaderlands. Zij wijdde twee gedichten aan de kroning. In het ene kroop ze in de huid van Willem-Alexander:
Iemand moest zich koning heten
Ik droomde dat ik jong lag opgerold in vreemd gewaad, ik was bedekt met dieren.
Ik kende nog geen naam van buiten, eigennaam ook kwijt. Kleine hermelijnen zwegen.
Ik droomde letterlijk dat niets op liefde wees, de dageraad kwam ook maar niet.
Ik droomde dit: mijn leven was te ruil, mijn staf keek uit naar eentje met illusies.
Hij koos voor water, ruilde me, ik was het water. Later zei ik iemand moest het doen.
Iemand moest de dijken spoelen, iemand moest de grond verschonen. Iemand moest
de goden Holland tonen. Lotsbestemming was niet echt mijn ding. Toen wilde ik mijn
leven nog eens ruilen. Misschien had Arnon Grunberg zin. Iemand moest het doen.
In het andere probeerde ze zich voor te stellen hoe het voor Maximá zou zijn:
Zelf Maxima zijn
Wat doe je dan als je leert wat de meisjes de meisjes leren: de vaders vereren,
de moeders verdelen, de jongens bezetten, de wachten verkleden, de zusters
vervelen en leren dat heren de knikkers beheren, vertellen wat rellen is als jij
je joker speelt, in kringen verkeert, de paarden berijdt, de bloemen versnijdt,
illusie illusie verwijt. Wat als de meiden te slim om te mijden, in de kastelen zijn,
wat als de heren niet willen leren dat wat sterk is niet te bezweren is?
Zelf Maxima zijn.
Wat doe je dan met het humeur van de massa, de vallende glazen, de lachende
foto’s, de mare van vrijheid, de klappende handen, de vrije geluiden, de zeurende
tulpen, het gelijk van het ongelijk en hoe je de vrouw in de nacht zelf terug mag
vouwen in de koning.
Dit jaar zweeg niet alleen de Dichter des Vaderlands noodgedwongen stil. De sonnettist Ilja Leonard Pfeijffer werd begin dit jaar door de krant de mond gesnoerd. Marieke Lucas Rijneveld paste, maar komt wel met een gedicht voor 4 mei: ‘Waar ik aan denk’.
Eigenlijk was Ingmar Heytze de enige uit het rijtje onofficiële Dichters des Vaderlands die van zich liet horen. Hij schreef een ‘Brief voor de koning’.
Elfie Tromp, sinds januari Stadsdichter van Rotterdam, liet zich ook niet onbetuigd. Geheel volgens verwachting wijdde zij een gedicht aan de koning die zijn verjaardag/ambtsjubileum in 010 wenste te vieren.
Ceremoniemens
je bent bloed en munt
mensen monument
een wildvreemde
met een bekend gezicht
een ceremoniemens
dat als duur servies
voor speciale gelegenheden
uit de kast wordt gehaald
je mag lachen, maar niet te breed,
anders houden ze niet meer van je
jouw geluk wordt gewogen
in belasting en staatsschuld
wat je had kunnen zijn:
lid van het buurtcomité
buschauffeur in een middelgrote gemeente
moppentapper, slager, directeur
van een beschuitfabriek
ik zie een man met twee benen
die zo goed als het gaat
doet wat er van hem wordt gevraagd
je draagt de zeeschildpad naar zee
je danst met wezen
je wuift bedeesd
je weet heel goed
dat elke uitgestoken hand
zich kan ballen tot een vuist
je weet nog beter
dat elke lach bestaat uit tanden
ze dragen je hier vooralsnog op handen
dat heet
een wankel
evenwicht
Een gedicht dat op papier milder en empathischer klinkt dan wanneer de dichter het voordraagt.
Een Dichter des Vaderlands of Stadsdichter hoeft niet naar iemands pijpen te dansen. Hij mag uithalen. Zoals het elke dichter geoorloofd is om vrijuit te spreken. Maar ik vraag me nog steeds af waarom iemand een collega die de rol van Dichter des Vaderlands op zich genomen heeft naar de kroon zou willen steken.
P.S.
En dan was er nog het gedicht dat op instigatie van Republiek v/h Republikeins Genootschap bij wijze van protest op zoveel mogelijk plaatsen in Rotterdam werd opgehangen. Het gedicht dat begint met de regel ‘hallo ik ben de koning’.
Leave a Reply