Weinig literaire ijkpunten vandaag. De karavaan en het peloton na vijftien kilometer het geboortedorp van Francis Jammes (over hem schreef ik twee jaar geleden een stukje). Kilometerpaaltje 116,4 staat in Luz-Saint-Sauveur. Dat dorp viel in de smaak bij Victor Hugo:
‘Charmante vieille ville,délicieusement située dans une profonde vallée triangulaire. Trois grands rayons de jour y entrent par les trois embrasures des trois montagnes. Quand les miquelets et les contrebandiers espagnols arrivaient d’Aragon ils apercevaient tout à coup à l’extrémité de la gorge obscure une grande clarté, comme est la porte d’une cave à ceux qui sont dedans. Ils se hâtaient et trouvaient un gros bourg éclairé de soleil et vivant. Ce bourg, ils l’ont nommé Lumière, Luz.’
Op 25 augustus 1843 schrijft Victor Hugo vanuit Luz een brief aan zijn dochter Léopoldine, waaruit niet alleen zijn enthousiasme over het gebied waar hij zich bevindt spreekt, maar ook de liefde voor zijn dochter.
Victor Hugo gunt haar haar geluk. Ze heeft er volgens hem de leeftijd voor. Hoe wrang is het om die brief te lezen in de wetenschap dat Léopoldine op het moment dat haar vader hem schrijft nog maar kort te leven heeft.
Op 4 september 1843 verdrinkt de zwangere Léopoldine als de kano waarin zij met haar man Charles een tochtje maakt omslaat. Ook hij komt om het leven.
Om zijn rouw vorm te geven schrijft Victor Hugo Les Contemplations. In het tweede deel – Aujourd’hui (1843-1853) , staat de dood van Léopoldine centraal.
Het titelloze gedicht dat begint met de woorden ‘Demain, dès l’aube’ – geschreven op 4 oktober 1843, maar geantidateerd op 3 september – beschrijft de letterlijke en figuurlijke tocht die Victor Hugo naar het graf van zijn dochter maakt. Een gang die hij jaarlijks bij wijze van pelgrimage maakt:
Demain, dès l’aube, à l’heure où blanchit la campagne,
Je partirai. Vois-tu, je sais que tu m’attends.
J’irai par la forêt, j’irai par la montagne.
Je ne puis demeurer loin de toi plus longtemps.
Je marcherai les yeux fixés sur mes pensées,
Sans rien voir au dehors, sans entendre aucun bruit,
Seul, inconnu, le dos courbé, les mains croisées,
Triste, et le jour pour moi sera comme la nuit.
Je ne regarderai ni l’or du soir qui tombe,
Ni les voiles au loin descendant vers Harfleur,
Et quand j’arriverai, je mettrai sur ta tombe
Un bouquet de houx vert et de bruyère en fleur.
Jules Grandgagnage vertaalde het in 2021
(Morgen, bij dageraad)
Morgen, bij dageraad, als de velden wit worden,
Vertrek ik. Zie je, ik weet dat je op me wacht.
Ik ga door het bos, ik ga door de bergen.
Ik kan niet langer zo ver van je wegblijven.
Ik zal lopen met mijn blik gericht op mijn gedachten,
Zonder iets daarbuiten te zien, zonder enig geluid te horen,
Alleen, onbekend, met gebogen rug en gekruiste handen,
Bedroefd, en de dag zal voor mij als de nacht zijn.
Ik zal niet kijken naar de gouden gloed van de vallende avond,
Noch de zeilen in de verte die afdalen naar Harfleur,
En als ik aankom, zal ik op je graf
Een boeket van groene hulst en bloeiende heide leggen.
Leave a Reply