Vandaag staat er een individuele tijdrit op het programma. De eerste, de enige en het ook nog eens een korte. Schijnbaar had de Tourorganisatie geen zin in de suprematie van de een of andere tijdrijder die daarmee de ronde naar zijn hand zou zetten.
In gedicht 17 uit Stoppen met roken in 87 gedichten van Dimitri Verhulst is op cynische wijze sprake van een tijdrit. Dimitri Verhulst schreef vaker over wielrennen, en laat hier in een paar regels zien dat hij weet wat koersen is:
17
Pas op, want ook het Lot heeft deze ochtend nog
het parcours verkend. In de berm
bloedt een renner leeg. Hij reed zijn leven lek
voor de sport, voor een beetje aanbidding
van de drammende heffe des volks.
Het is een ambulance die nu de tijdrit rijdt
en waarop men wacht, zoals daarstraks
nog woedend op een wiel.
Het gedicht Tijdrit van Victor Vroomkoning gaat nog minder letterlijk over een gefietste tijdrit. Hij gebruikt de tijdrit als metafoor.
De laatste Wal loopt in de hemel dood
voorziet de renner die – de grens nabij –
met allerkleinst verzet de zwaarte polst.
Wie tijd bestrijdt, schakelt naar
eeuwigheid, schiet de ritmen van dit land
voorbij: ademtocht van wilde orchideeën
in de laagte, wiekslag van de molen bovenin
het dorp, echo’s van oorlog rond de heuvels.
De schaduw die aan hem gekoppeld is
stijgt voor hem uit, ontvlucht zijn loden
lijf dat voor de top bereikt is, valt.
Zijn schim heeft hem verlaten als hij op-
staat bij de pleisterplaats. Het geurt
naar nacht, zijn mond zoekt de bidon.
Erwin van Dijke says
Bij beide dichters valt het spelen met het enjambement, binnenrijm en alliteratie op. Fraai uitgezocht!