‘Hoe bestaat het! klaagde Evi per e-mail. Ze geloven niet dat ik besta!’
Aan het bestaan van Evi – Evi Aarens – wordt al sinds het verschijnen van Disoriëntaties getwijfeld. De meeste critici zijn enthousiast over deze sonnettenkrans, maar tegelijk wordt het door velen van hen onwaarschijnlijk geacht dat de uitermate intertekstuele bundel geschreven is door een debutante van 21 die ook nog eens voor het eerst in haar vadertaal schrijft.
Het gevolg: het speculeren over wie schuilgaat achter de naam Evi Aarens nam enige tijd een grote vlucht.
We zijn met vijf en onderweg naar huis na een avondje poëzie. Na al het moois dat we gehoord en gezien hebben, is een serieus gesprek te veel gevraagd. In plaats daarvan laten ook wij ons verleiden tot de literaire variant van het gezelschapsspel ‘Wie is het?’
Bijna iedereen doet een duit in het zakje. Er worden namen genoemd die ik nog nergens gehoord heb. Iemand oppert zelfs de mogelijkheid dat Evi Aarens een duo is: een dichter en haar letterkundige man.
Als zij het zijn, verklaart dat veel en vooral het prompte reageren van beiden op berichten op sociale media over en van Evi Aarens, realiseer ik mij onmiddellijk.
Maar hoe bewijs je iets dat van het ene op het andere moment zo voor de hand lijkt te liggen? (Door veel te lezen en te vergelijken, door hypotheses te formuleren en die een voor een te onderzoeken…). Op het moment dat mijn spoor dood dreigt te lopen en ik de moed en belangstelling begin te verliezen, is daar de aankondiging van de roman Ik ga naar buiten om de tuin te zien van Clovis E. van Wijk.
Door zijn uitgever (ook Evi’s uitgever) gepresenteerd als het autobiografische debuut van een docent die Evi in de klas heeft gehad. Een campusroman vol intriges die volgens de aanbiedingsfolder doet denken aan De verborgen geschiedenis van Donna Tartt.
Evi zelf meldt eind mei dat ze de proeven ontving (en wellicht corrigeerde?) van wat zij ‘een heel merkwaardig boek’ noemt. Ik krijg er weer zin in.
Een roman zou ik het overigens niet willen noemen, deze op de principes van de autofictie voortbordurende mengeling van mono- en (auto)biografie. Maar wat het officieel ook is: meer nog dan uit Disoriëntaties spreekt uit Ik ga naar buiten om de tuin te zien dat Evi Aarens / Clovis E. Wijk een heel goed op elkaar ingespeeld team is: zij doet de gedichten, hij de inbedding in de literatuur en samen zijn ze verantwoordelijk voor het concept. Alleen een toe- en ingewijde letterkundige geliefde mag en kan poëzie zo grondig ontleden en het intertekstuele zo uitputtend blootleggen.
Dat, maar vooral het feit dat ik – vaak ook nog in dezelfde bewoordingen – in Ik ga naar buiten om de tuin te zien opvattingen aantref die overeenkomen met reacties zoals die door de dichter en/of haar man op het internet achtergelaten zijn – daar zwerft bijvoorbeeld een zin die het equivalent is van: ‘In de beperkingen van het vormvaste sonnet kan een dichter de vrijheid vinden om tot grote poëzie te komen’ – maakt dat ik het idee dat Evi Aarens dat duo is niet meer los kan laten. Ook al voel ik me zoals een openbaar aanklager die weet dat de dader het gedaan heeft, maar moet vrezen dat hij door gebrek aan bewijs zijn straf zal ontlopen.
Met hoeveel plezier ik me de afgelopen maanden ook verdiept heb in het werk van Evi Aarens, die andere dichter en haar letterkundige man, ik kan me Evi’s verontwaardiging heel goed voorstellen (haar cri de coeur komt trouwens uit een mail aan Clovis E. van Wijk die wordt geciteerd in Ik ga naar buiten om de tuin te zien). Natuurlijk bestaat Evi Aarens, want de schrijver Evi Aarens bestaat (en de schrijver Clovis E. van Wijk bestaat ook). De vraag is alleen of er in het bevolkingsregister van Londen iemand met die naam geregistreerd staat die daar in het jaar 2000 geboren is (maar wie zegt dat het jaar 2000 letterlijk een geboortejaar is, het is bijvoorbeeld ook het jaar waarin het duo dat ik ervan verdenk Evi Aarens te zijn elkaar ontmoette).
Taco van Peijpe says
Zou de titel ‘Disorientaties’ een hint zijn die wijst op betrokkenheid va Adriaan van Dis?