Voordat ik het weet, heb ik het gezegd. ‘Wat een goed boek is dat!’ Voor mij staat Albert Kroezemann, schrijver van Naar Indië’s blauwe bergen: op reis met Louis Couperus, het boek dat ik de afgelopen dagen met heel veel plezier heb gelezen. Ik ken Albert Kroezemann niet, en loop hem min of meer toevallig tegen het lijf op de boekenmarkt van Dordrecht. Daar staat hij niet alleen dit boek, maar ook zijn hertaling van Couperus’ roman Langs lijnen der geleidelijkheid onder de aandacht van langswandelende literatuurliefhebbers te brengen.
In Naar Indië’s blauwe bergen volgt Kroezemann – Neerlandicus en medewerker van het Louis Couperus Museum in Den Haag – het spoor van Couperus en zijn vrouw (en achternicht) Elisabeth Baud tijdens de reis van negen maanden die zij in 1899/1900 naar en door toen nog Nederlands-Indië maakten. Kroezemann reconstrueert reis en verblijf (vaak bij familie), maar belangrijker dan dat: hij legt verbanden tussen de romans waar Couperus daar aan begon – Langs lijnen der geleidelijkheid en De stille kracht – en Couperus’ in Nederlands-Indië verworven inzichten over koloniale verhoudingen en mystieke ervaringen. Dat doet hij op een aangename wijze grondig en met respect voor zijn bronnen.
Albert Kroezemann reageert verheugd, maar ook verbaasd, op mijn compliment. Bijna alsof hij zich daar op dat moment voor het eerst realiseert dat hij lezers heeft. Dat hij gelezen wordt, daar kon hij zich waarschijnlijk wel iets bij voorstellen, maar geconfronteerd worden met een individuele lezer die zich ook nog eens lovend uitlaat, dat is van een andere orde. Zeker als je op een boekenmarkt al een halve dag geconcentreerd hebt staan uitleggen waar je mee bezig bent en waarom dat zo belangrijk is, is dat even schakelen.
We maken allebei een kleine pas op de plaats voordat we het gesprek – eigenlijk is er nog nauwelijks sprake van een gesprek – voortzetten.
Couperus is hot. Dit jaar is hij honderd jaar dood en daar wordt uitgebreid bij stilgestaan. Behalve het boek van Kroezemann verscheen ook Louis Couperus, een verwende vagebond. De geïllustreerde biografie, een door kunsthistorica en oprichter van het Louis Couperus Museum Caroline de Westenholz opgetekende chronologie van het leven van ‘de grootste romancier die Nederland gekend heeft’ – dat is hij volgens Bas Heijne. Heijne’s essay Angst en schoonheid: Louis Couperus, de mystiek der zichtbare dingen werd herdrukt, net zoals een, gemeten naar de omvang van het oeuvre, beperkt aantal al dan niet hertaalde romans: De stille kracht, De berg van licht en De ongelukkige.
Op het moment dat ik Albert Kroezemann complimenteer met zijn boek, vraag ik me onbewust meteen af of ik wel genoeg Couperus gelezen heb. Het idee dat ik zijn werk onvoldoende ken en waardeer, bevangt me. Want: zweeg ik niet vaak, enigszins beschaamd, als iemand in mijn directe omgeving blijk gaf van bewondering voor deze auteur. Bang om door de mand te vallen? Hoort een zichzelf respecterend lezer Louis Couperus niet te lezen én te herlezen?
Ik leg Albert Kroezemann heel precies uit wat ik zo goed vind aan Naar Indië’s blauwe bergen: op reis met Louis Couperus. En terwijl ik dat doe, hoor ik mezelf praten. Het is alsof ik oefen voor de recensie die ik nog moet schrijven. Alsof ik aftast, bij mezelf en bij hem, hoe het valt wat ik vind. Of het hout snijdt.
Die kans krijg je als recensent nooit. Recenseren is een eenzaam (ver)oordelend bestaan. En dat (dat eenzame) is maar goed ook, want ik zou de recensenten die kritiek inslikken op het moment dat ze oog in oog met een schrijver staan niet de kost willen geven.
Het gesprek gaat een volgende fase in. Vanaf nu gaat het alleen nog maar over Couperus. Over zijn werk dan. Werk waar ik al vroeg mee in aanraking kwam. Ik las De stille kracht en Noodlot niet voor mijn lijst, maar wel in die tijd. En in de jaren daarna pakte ik regelmatig een titel mee, waardoor ik zijn bekendste werken bijna allemaal gelezen heb, constateer ik bijna opgelucht.
Herlezen heb ik hem echter nooit. Omdat ik, waarschijnlijk ten onrechte, het gevoel heb dat hij niet meer van mijn tijd en taal is. En omdat andere schrijvers en boeken voorrang krijgen, soms zelfs eisen. Maar na het lezen van Louis Couperus, een verwende vagebond – als twee dingen uit dat boek duidelijk worden, dan dat Couperus tijdens zijn leven niet eens zo heel succesvol was en dat hij heel goed kon onderhandelen over onkostenvergoedingen en gages – krijg ik zin om weer eens een Couperus te lezen. Ik twijfel nog tussen Dionyzos (lezen) en Noodlot (herlezen).
Frederiek b an Rhijn says
Bedankt & Gedeeld! Hopelijk zet het iemand aan tot het lezen van het hele,boek!