Onder de noemer ‘Onze klassieken leven’ komen volgende week vrijdag vertegenwoordigers van meer dan veertig literaire genootschappen samen in Antwerpen. Dat het er zo veel zijn, is de verdienste van de man die in de roman Het Genootschap: een modern feuilleton van Wim Huijser Ari de Lang heet. Al meer dan een jaar probeert hij genootschappen – groot en klein – in Nederland en Vlaanderen te bewegen aan te haken. En steeds als het hem lukt er nog een te strikken, doet hij daar kond van. Steeds wordt melding gemaakt van het alweer verbreken van het record. Op papier is de bijeenkomst inmiddels een groot succes. Nu alleen nog zorgen dat iedereen na afloop ook daadwerkelijk tevreden huiswaarts keert.
Literaire genootschappen zijn rare dingen die niet zelden bevolkt worden door behoorlijk monomane liefhebbers van het werk van een auteur. Maar die genootschappen slagen er wel in om te voorkomen dat leven en werk van een auteur in de vergetelheid raakt. Zij timmeren allemaal – en vaak zonder dat ze dat weten op dezelfde manier – aan de weg. En stuiten daarbij – ook vaak zonder dat ze dat weten – op vergelijkbare problemen. De meeste literaire genootschappen zijn niet kapitaalkrachtig. De meeste literaire genootschappen hebben moeite om jonge lezers aan zich te binden. De meeste literaire genootschappen … (vult u maar in).
Zelf ben ik lid van twee van die genootschappen. Terwijl ik het oeuvre van Lord Byron en Lewis Carroll niet eens integraal gelezen heb en absoluut geen kenner van hun werk ben. Hoewel ik me daar zeker in het begin onzeker en bezwaard over voelde, blijkt dat in de praktijk nauwelijks een bezwaar. Voor het runnen van een literair genootschap is meer nodig dan alleen parate kennis over het leven en werk van in mijn geval George Gordon Byron (Londen, 22 januari 1788 – Μεσολόγγι, 19 april 1824) en Charles Lutwidge Dodgson / Lewis Carroll (Daresbury, 27 januari 1832 – Guildford, 14 januari 1898).
Hoewel Het Genootschap: een modern feuilleton van Wim Huijser officieel pas verschijnt op de dag dat de literaire genootschappen in Antwerpen samenkomen, heb ik het inmiddels al gelezen. Hoofdpersonen in Het Genootschap zijn Maarten en Nicolien Koning. Precies: de Maarten en Nicolien Koning die u kunt kennen uit de boeken van J.J. Voskuil.
Op de eerste bladzijde van Het Genootschap krijgt Maarten Koning een brief van het J.J. Voskuil Genootschap i.o., dat hem meedeelt dat hij benoemd is tot erelid. Natuurlijk vindt Nicolien – leer ons Nicolien kennen – dat Maarten dit erelidmaatschap moet weigeren. Ze ziet de bui al hangen: ‘Als zo’n genootschap je eenmaal op de korrel heeft, blijf je onderwerp van hun genotzuchtige gehaarkloof. Voor je het weet sta je met naam en adres in een of ander biografisch artikel, of – nog erger – wordt je huis afgebeeld in een literaire wandelgids.’
Maarten – leer ons Maarten kennen – ziet de bui ook wel hangen, maar hoopt door het gesprek aan te gaan met het bestuur van het J.J. Voskuil Genootschap i.o. de schade te beperken.
Op de vraag of het geoorloofd is om personages van een ander – en dan niet zomaar personages: Maarten en Nicolien Koning zijn de alter ego’s van Han en Lousje Voskuil – na de dood van een auteur een tweede leven te geven, kom ik een andere keer terug. Ik stap even over mijn bezwaren heen, om te constateren dat Wim Huijser de gang van zaken in een literair genootschap heel treffend heeft beschreven. Misschien hier en daar een beetje over the top, maar daardoor wel extra vermakelijk. Dat Wim Huijser een ingewijde is – hij is lid van het bestuur van het slapende Buddingh’ Genootschap – zal zeker meegespeeld hebben.
Als de gelijkenis met mijn werkelijkheid niet zo groot was, zou ik Het Genootschap zonder meer een hilarische roman gevonden hebben. Maar net als tijdens en na het lezen van Het Bureau van J.J. Voskuil heb ik ook nu gemengde gevoelens. Want Wim Huijser (net als Voskuil destijds, al speelde zijn romancyclus in een andere omgeving) legt de vinger ook wel heel erg op een zere plek. Maar ondertussen speelt Huijser ook een mieters literair spel (dat in Het Genootschap veel beter werkt dan in Aan de wandel en Op Pieterpad, waarin hij Maarten en Nicolien Koning ook al als personages opvoerde).
Over een week is het dus eindelijk zover en ik begin me inmiddels wel te verheugen. Want hoe herkenbaar het ook is wat Wim Huijser over literaire genootschappen schrijft: uiteindelijk wint de literatuur. Een literair genootschap is een plek waar liefhebbers – ongeacht hun achtergrond en opleiding – hun liefde voor een oeuvre belijden en hun kennis over leven en werk van hun ‘idool’ delen. Ooit zat ik in de buurt van het Parc de la Vallée aux Loups – een internationaal Byrongezelschap had net het huis van dichter/schrijver François René vicomte de Chateaubriand bezocht, ik was min of meer toevallig in de buurt – aan tafel met een Ierse loodgieter. Hij wist alles over Byron en zijn werk, en kon bovendien prachtig declameren. Zo democratisch kan literatuur zijn.
Leave a Reply