Het was het jaar dat aan A.S. Byatt – Antonia Susan Duffy, geboren Drabble – de Erasmusprijs toegekend werd. ‘Zeg maar Antonia,’ zei ze halverwege de maand waarin we elkaar vier keer zouden ontmoeten. Natuurlijk ging ik niet op haar voorstel in. Daarvoor was mijn respect voor A.S. Byatt, die ik in 1991 via haar roman Possession/Obsessie had leren kennen, te groot.
De Stichting Praemium Erasmianum eerde de laureaat met een uitgebreid programma waarin ‘life writing’ centraal stond. Ik was er dat jaar bij toen A.S. Byatt tijdens het symposium Life Writing and European Identities aanwezig was om vooral te luisteren naar wat anderen over haar literatuuropvattingen en manier van schrijven te zeggen hadden. En toen Nelleke Noordervliet met haar in gesprek ging over hun vak, over het schrijven en de taal die je personages in de mond legt, en A.S. Byatt tot de conclusie kwam dat een schrijver geen personages moet creëren die zo jong zijn dat de schrijver hun taal niet meer spreekt. En ook toen A.S. Byatt onder leiding van Bas Heijne samen met neurowetenschapper Morton Kringelbach praatte over de plaats in de hersenen waar plezier gesitueerd is.
De vierde keer was in het Paleis op de Dam. Toen de Erasmusprijs uitgereikt werd.
In de aanloop naar die feestelijke maand, las ik de boeken die verschenen – Peacock & Vine: Fortuny and Morris in life and at work en Klein zwart verhalenboek, en haalde wat schade in – Elementals, Portraits in Fiction, The Matisse Stories, On Histories and Stories en The Biographer’s Tale. Maar ik herlas ook Possession/Obsessie, de roman waarmee de kennismaking begon. Daar zag ik eerlijk gezegd een beetje tegenop. Omdat ik het die eerste keer zo goed had gevonden. Ik vond het nog steeds (of opnieuw) prachtig.
Wat tijdens dat in korte tijd (her)lezen van een deel van haar werk – want het oeuvre van A.S. Byatt is nog veel groter dan de hier genoemde titels – opvalt, is hoe consistent dat werk is. Hoe zuiver zij redeneert, hoe helder haar ideeën zijn en hoe zij in haar fictie gevolg geeft aan die uitgangspunten zonder programmatische romans en verhalen te schrijven. Speels en origineel. Maar wel getuigend van kennis van achtergrondzaken.
De hele stapel ligt inmiddels op tafel. Ik plukte ze uit verschillende kasten. En nu ze hier zo liggen, heb ik zin om me er weer eens helemaal in onder te dompelen. Zoals zeven jaar geleden. Of het daarvan komt, weet ik niet. Maar laat ik er tenminste één lezen. Om A.S. Byatt – een mens om u tegen te zeggen – en haar werk te eren.
Leave a Reply