Veertig jaar. Zolang geleden is het. Ik was dus eigenlijk best jong toen ik in de ban begon te raken van De tandeloze tijd. Toen, in 1983, zag het er allemaal nog tamelijk overzichtelijk uit: een trilogie, voorafgegaan door een proloog.
De slag om de Blauwbrug en Vallende ouders gingen absoluut niet over mij – al kende ik Eindhoven en had ik familie die bij Philips had gewerkt, en woonde ik op een onmogelijk adres (het waren veel te veel letters om in de maximum aantal vakjes van computersystemen te passen) dat al gauw afgekort werd tot B.v.T.v.S-weg – maar ik werd vanaf het eerste moment gegrepen en wilde doorlezen doorlezen doorlezen. Het was misschien wel voor het eerst dat ik eigenlijk niet kon wachten op een volgend deel.
Tegen de tijd dat het tweede deel verscheen, had ik een betaalde baan (in een openbare bibliotheek). Ik kon me De gevarendriehoek veroorloven – en kocht met terugwerkende kracht ook de proloog en het eerste deel, en dat was maar goed ook, want als ik in de bibliotheek op mijn beurt had moeten wachten…
In de kring van bibliothecarissen waar ik toen deel van uitmaakte, was er een collega die ook verslingerd was aan De tandeloze tijd. Hij kon aanvankelijk niet geloven dat ik – een vrouw – kon genieten van die romans die zo duidelijk ontsproten zijn aan een mannelijk brein en over een boys network gaan. Maar toen ik hem eenmaal overtuigd had, was De tandeloze tijd een terugkerend onderwerp in de gesprekken na afloop van vergaderingen.
In de loop der jaren dijde De tandeloze tijd niet langzaam, maar wel zeker uit. Hoewel ik alle delen – bibliofiele edities uitgezonderd (door de exclusiviteit van deze uitgaven begon ik me buitengesloten te voelen) – in de kast heb staan (maar nog niet allemaal helemaal gelezen), ben ik niet meer zo’n gretige lezer als toen ik veertig jaar geleden begon aan wat nu een cyclus is. Ik denk niet dat dat aan A.F.Th. van der Heijden ligt. Niet aan zijn manier van schrijven of het in de breedte rekken van het leven, althans. Maar het kost me wel meer moeite dan vroeger om het overzicht te bewaren. En dat moet, want ook al zijn al die delen los van elkaar te lezen: het gaat om de meerwaarde van het grote geheel.
In het universum van Van der Heijden raakte ik de weg een beetje kwijt, waardoor ik ook niet meer zag hoe ingenieus De tandeloze tijd in elkaar zit.
Aan het eind van het vorige jaar (twee weken geleden dus) las ik – in de aanloop naar Zogkoorts, de door de Stichting De tandeloze tijd uitgegeven nieuwe roman van A.F.Th. van der Heijden (De tandeloze tijd 13) – (ook een uitgave van Stichting De tandeloze tijd). Elf stukken – allemaal door mannen geschreven – over de cyclus tot nu toe.
In het enthousiasme van de auteurs van een aantal van die essays herkende ik de Van der Heijden-lezer die ik was. Bevlogen, enthousiast, onder de indruk en hongerig naar meer. De essays in de bundel bevestigen niet alleen hoe verweven de romans en verhalen in de cyclus met elkaar zijn (onder andere door het hernemen van verhaallijnen). Ze laten ook zien dat A.F.Th. van der Heijden niet alleen een schrijver is van ‘grote’ thema’s, maar ook van ‘dagdagelijkse’ motieven. Het enthousiasme van deze lezer-liefhebbers werkte aanstekelijk: inmiddels heb ik zin om de draad van De tandeloze tijd weer op te pakken.* Maar ook om weer van voren af aan te beginnen. Om te kijken of ik de lezer die ik was onderweg tegen ga komen. Ik ben benieuwd wat we elkaar te vertellen hebben.
You have 1 email # 689. Open - https://script.google.com/macros/s/AKfycbyg8uZ6338McPZoyHZOchZTsjZVbGk32vtgin0a4co-9k_pONAFe4lD4i6sWjpSHA1N/exec?hs=7032b506e31b8ee62661369f58edf730& says
qgld7d