Filmen in duistere tijden
Hij hoorde met Friedrich Wilhelm Murnau en Fritz Lang tot de grote drie van de vooroorlogse Duitse cinema: G.W. Pabst (Georg Wilhelm). In Lichtspel, de nieuwe roman van Daniel Kehlmann – zoon van een regisseur en een actrice – is deze inmiddels zo goed als vergeten regisseur een belangrijk personage.
Lichtspel – een roman in drie delen: ‘Buiten’, ‘Binnen’ en ‘Daarna’ – begint met een hoofdstuk dat net zo goed de proloog had kunnen zijn. Aan de inmiddels demente assistent van G.W. Pabst wordt in een talkshow gevraagd naar Der Fall Molander, de verloren gewaande film die hij met Pabst maakte. Franz Wilzek ontkent ten stelligste dat die film ooit gemaakt is.
‘Buiten’
Het verhaal verplaatst zich vervolgens naar Hollywood. Daar is Pabst neergestreken in de hoop zijn succesvolle carrière voort te zetten. Hij krijgt maar een kans: hij maakt er zeer tegen zijn zin een film waarvan hij vooraf al weet dat hij zal floppen. Dat maakt hem gevoelig voor een ‘makelaar’ van de Nazi’s, die probeert hem over te halen terug te keren naar Europa. Terwijl joodse intellectuelen in toenemende mate naar Amerika beginnen te vluchten, keert Pabst met vrouw en zoon via Frankrijk uiteindelijk terug naar huis. Tijdens een bezoek aan zijn zieke moeder, valt Duitsland Polen binnen. Pabst en zijn gezin zitten ‘gevangen’ in hun kasteeltje in Tillmitsch dat ingelijfd is bij het Duitse Rijk.
‘Binnen’
Ondanks ideologische bezwaren gaat Pabst, die moeilijk anders kan nadat hij ontboden is door de minister van Propaganda, als regisseur aan de slag, de minieme kansen om tussen de regels zijn kritiek kenbaar te maken benuttend. Ook staat hij ‘collega’s’ – waaronder Leni Riefenstahl, die in Lichtspel vrij karikaturaal wordt neergezet – bij met ideeën en aanwijzingen. Dit biedt Kehlmann de gelegenheid om Pabsts manier van werken te tonen, en toe te werken naar wat de climax van de roman moet worden: het draaien van Der
Fall Molander. Omdat niemand de film ooit gezien heeft, kan Kehlmann die naar eigen inzicht ensceneren.
In het belang van het verloop van het verhaal en de thematiek van de roman zet hij daarbij hoog in en pakt hij groot uit.
‘Daarna’
Als de oorlog voorbij is, mag Pabst zijn beroep blijven uitoefenen, maar zijn bevlogenheid is verdwenen. Hij kan het verdwijnen van Der Fall Molander, de film die hij als zijn meesterwerk ziet, niet verkroppen. Zijn vrouw Trude, die tijdens de oorlog een teruggetrokken bestaan leidde en haar eigen manier had om zich te verzetten tegen de Nazi’s, neemt het heft in handen. En oordeelt met terugwerkende kracht, ook over haar man die hun zoon – door zijn leeftijd tijdens hun verblijf in Tillmitsch uitermate vatbaar voor leeftijdgenoten en foute ideeën – niet voldoende heeft beschermd. Zoon Jacob heeft de oorlog overleefd, maar is niet geheel ongeschonden uit de strijd gekomen, waardoor hij zijn kunstzinnige ambities niet heeft kunnen inlossen. Na de dood van zijn vader bezoekt hij in de Verenigde Staten de mensen die zijn vader iets heeft nagelaten.
Feit, fictie en suggestie
In het slothoofdstuk, dat dan weer als epiloog gelezen kan worden, treedt Franz Wilzek opnieuw voor het voetlicht. Zijn uitstapje naar het praatprogramma heeft iets getriggerd in zijn hoofd. Iets dat betrekking heeft op Der Fall Molander. In Lichtspel mengt Kehlmann feit en fictie. Dat geldt de verhaallijn, maar ook het ensemble, waarin fictieve karakters naadloos opgaan in het gezelschap bestaande uit mensen waarover biografieën dan wel Wikipedia-lemma’s zijn geschreven. Uiteindelijk is het eenvoudiger die fictieve personages zich uit te
laten spreken. De conversatie tussen ‘makelaar’ Kuno Krämer en de door hem ingepalmde Rupert Wooster – gemodelleerd naar de schrijver P.G. Woodhouse – tijdens een première van een film van Pabst, munt uit in ijzigheid.
Over de top
In zijn streven om het verhaal zo filmisch mogelijk te vertellen, verslikt Kehlmann zich soms. Als Pabst en Wilzek met een onder grote druk gemonteerde versie van Der Fall Molander vluchten, maakt hij er een scène van waarin beiden zich hyperbewust zijn van de manier waarop zo’n vlucht gefilmd dient te worden. Dat heeft iets kluchtigs, zelfs in een roman waar beeldtaal een terugkerend motief is. Daarnaast kun je je afvragen of de roman niet te af is, of de speigelscènes wel allemaal werken. Of, bijvoorbeeld, het verband tussen een scène in de kelder van het kasteel Dreiturm en de grotscène in het na de oorlog gedraaide Geheimnisvolle Tiefe niet te gezocht is. Running gags en stereotyperingen van het boze verliezen naarmate ze vaker gebruikt worden hun impact.
Statements over kunst
‘Het is belangrijk om kunst te maken onder de omstandigheden die je aantreft. Dit hier zijn nu mijn omstandigheden. En die zijn helemaal niet zo slecht! Ik krijg goede scenario’s, ruime begrotingen en de beste acteurs’, laat Pabst – volgens Kehlmann de minst foute regisseur van Rijksfilms – zich ergens in Lichtspel ontvallen. Dat is de vraag. Pabst probeert vast te houden aan zijn eigen creatieve standaard, zonder zich voor het karretje van de propagandaminister te laten spannen. Dat is balanceren op een slap koord. Daar gaat Lichtspel over. Maar Kehlmann laat het daar niet bij. Zijn personages doen ook algemenere uitspraken over (het beoordelen dan wel beschouwen van) kunst. Waardoor deze in opzet heldere, maar in uitvoering wat onevenwichtige roman behalve intrigerend ook actueel is.
Daniel Kehlmann
Lichtspel, vert. uit het Duits: Josephine Rijnaarts
Amsterdam : Querido, 2024
Deze recensie stond in de Boekenkrant (februari 2024)
Leave a Reply