Van Mona Høvring verscheen recent Wachtruimte in de Atlantische Oceaan. De roman werd gepresenteerd in WTC Art Gallery in Rotterdam, te midden van het werk van drie beeldend kunstenaars die zich lieten inspireren door de roman. Voor de Boekenkrant interviewde ik met de schrijfster, vertaler Liesbeth Huijer en Astrid de Pauw, een van de beeldend kunstenaars.
Mona, wat heb je absoluut nodig als je op het punt staat aan een nieuw boek te beginnen?
‘Ik heb mijn hoofd nodig, mijn lichaam, en een naam. Een naam is heel belangrijk. Daarnaast moet ik me een omgeving en de omstandigheden voor kunnen stellen. En ik heb een openingszin nodig.’
Olivia. Wat zegt die naam?
‘Ik vind het een mooie naam. Ik houd van die naam. Olivia voelt vertrouwd, valt soepel. Inmiddels heb ik ook een kleindochter die Olivia heet, maar het begon met de Oliva voor Wachtruimte in de Atlantische Oceaan. Het was een naam waar ik me meteen toe kon verhouden. Ik zag onmiddellijk een Olivia voor me.’
En dan heb je een naam, een setting, een eerste zin. En dan?
‘Dan begint het echte werk. Dan moet ik het verband zien te vinden tussen de dingen die in mijn hoofd opkomen. En daarna: keuzes maken uit de overvloed aan aantekengingen die ik in die fase heb gemaakt. Ik luister, proef en probeer te voelen of wat ik opgeschreven heb wel voor dit boek bedoeld is, of dat het misschien toch in een ander verhaal thuishoort. Wat niet past, haal ik weg. Meestal is dat meer dan de helft van de tekst. Dat schrappen is het ergste. Zelfs bij het weghalen van een komma, kan ik al het gevoel hebben dat alles uit elkaar valt. In die fase van het schrijfproces ben ik het bangst dat er iets misgaat.’
En als je dat punt gepasseerd bent?
‘Dan volgt meestal de opluchting. Wachtruimte in de Atlantische Oceaan is geworden zoals ik wilde dat het zou zijn. Precies zo. Ik mis niets. Ik zou niets meer toe willen voegen. De personages vertellen wat ze te vertellen hebben, en verzwijgen wat ze niet kwijt willen.’ Heeft een personage het in jouw verhalen voor het zeggen? ‘Niet altijd. Soms ben ik het die bepaalt wat er gebeurt, soms het personage. Ik gun mijn personages – de meesten zijn eenzaam, in de war, gestrest, hebben last van zenuwinzinkingen, maar ze zijn wel sterk – kansen. Dus geef ik ze geld, een nieuw huis of een plek waar ze naar toe kunnen en helpers. Zo laat ik ze zien dat ze niet opgesloten zitten in de situatie van dat moment. Dat ze zich kunnen verplaatsen om te zien wat er dan gebeurt. Ik blijf in hun buurt, maar ik gun mijn personages hun vrijheid. De vrijheid om zich te misdragen, om ongelukkig te zijn en niet altijd positief te denken. Ik geef ze een kracht. Ik geef ze power, maar ze mogen zelf bepalen of ze daar gebruik van willen maken of niet.’
Is wat ze uiteindelijk bereiken hun eigen verdienste?
‘Ik heb ze een beetje geholpen. De meeste van mijn personages zijn een beetje destructief. Ze nemen niet altijd de meest verantwoorde beslissingen. Daarom probeer ik ze een beetje onder controle te houden, maar ik kan ze niet temmen. Ik wil ze niet temmen. Ik mag dan wel de schrijver zijn, maar ik probeer zo min mogelijk in te grijpen. Ik probeer niet te veel te bepalen wat ze in het volgende hoofdstuk zullen doen. Ik probeer open te staan voor hun impulsen. Als ze willen vechten, laat ik ze vechten. Maar als ik ze een huis wil geven, geef ik ze een huis.’
Nog even terug naar Olivia…
‘Ik heb geprobeerd haar verhaal te vertellen, maar ze is niet zo spraakzaam en ze laat zich niet zo eenvoudig definiëren. Wat ik haar gunde, was dat ze haar verleden achter zich kon laten. Olivia – ze is een jaar of 25: Wachtruimte in de Atlantische Oceaan is een coming of ageverhaal, werkt hard, maar raakt soms de kluts kwijt. Ze drinkt veel. Heeft verschillende liefdes achter de rug. Ze probeert te achterhalen wat het leven voor haar in petto heeft. Ik laat haar, heel symbolisch, maar ik hoop niet te symbolisch, van het donker – het gruis en het roet van de fabriek – naar het licht – de blauwe lucht en het witte huis – reizen. Ik dacht: ik geef je een hel en ik geef je een hemel: kies maar. Zie maar wat je ermee doet.’
Liesbeth, hoe belangrijk is het voor een vertaler om het karakter van een personage te begrijpen?
‘Dat is heel belangrijk, maar toch houd ik me daar als ik begin met vertalen niet zo mee bezig. Ik begin te vertalen, en gaandeweg zie ik of ik me extra met de personages moet bemoeien.’
Is Olivia een typisch Mona Høvring-personage?
‘Absoluut. Je “herkent” haar onmiddellijk als je ook haar andere romans gelezen hebt. Dat maakt het vertalen makkelijker. Al moet ik erbij zeggen dat ik sinds ik de eerste keer een roman van Mona vertaalde ook meer vertaalervaring heb opgedaan.’
Astrid, jouw tekeningen zijn geen illustraties, maar eerder impressies. Is Olivia aanwezig in jouw tekeningen?
‘Toen ik het boek de eerste keer las, voelde ik me meteen al heel erg verbonden met Olivia. Maar het was nooit mijn bedoeling om haar te portretteren. Ik wilde het complexe karakter, haar binnen- en haar buitenwereld, in gelaagde tekeningen vatten, zonder haar zelf in beeld te brengen. Aanvankelijk was het idee dat ik bij ieder hoofdstuk twee tekeningen zou maken: een van Olivia’s innerlijke wereld en een van haar buitenwereld. Uiteindelijk heb ik Olivia’s verlossing, haar reis van het donker naar het licht als uitgangspunt gekozen.’
Mona, is Astrid in haar opzet geslaagd?
‘Ik zie Olivia heel duidelijk in Astrids tekeningen. Heel haar wezen wordt gereflecteerd. Haar ziel zit er in. De tekeningen ogen als weefsels, vragen om aangeraakt te worden. Ik ben zo blij voor Olivia, dat iemand haar echt gezien en begrepen heeft. Iemand die ziet waar ze mee worstelt en wat ze probeert te bereiken. Astrids tekeningen geven een extra inkijkje in Olivia’s universum.’
Leave a Reply