‘Dus jij bent het. Daar ben je. Waarom nu, na al die jaren?’
Ruim 33 jaar nadat de fatwa tegen hem uitgesproken werd, wordt Salman Rushdie op 12 augustus 2022 in een amfitheater in Chautauqua waar hij zou spreken over de vrijheid van meningsuiting aangevallen door iemand met een mes. Hij overleeft die moordaanslag ternauwernood. In Mes doet Rushdie verslag van wat hem die dag overkwam en hoe de dagen, weken, maanden daarna in het teken stonden van deze traumatische ervaring.
‘Dit is een ego-verhaal’, schrijft Salman Rushdie bijna aan het eind van Mes. Mes is net als Joseph Anton (2012) – het boek dat de onder die naam ondergedoken Rusdie dertien jaar na het uitspreken van de fatwa schreef – een memoir. Toen koos Rushdie voor een verhaal in de derde persoon enkelvoud. Nu heel bewust voor de ik-vorm: ‘als iemand je vijftien keer steekt, voelt dat beslist heel erg eerste-persoons.’ Tot in detail beschrijft Rushdie in Mes wat hem is overkomen: de aanslag zelf, de schade die de dader heeft aangericht, het medische traject en de dalen die Rushdie en zijn vrouw door moeten voordat zij kunnen accepteren dat hun geluk voortaan ‘gewond geluk’ zal zijn.
Net als toen vermengt Rushdie het persoonlijke met het literaire. In het persoonlijke is hij open(hartig) en confronterend. Open(hartig)er en confronterender dan toen, maar dat kan ook niet anders, want het schrijven van Mes is onderdeel van het verwerkingsproces. Hoe bewust Rushdie zijn verhaal ook heeft gecomponeerd, hoe herkenbaar en erudiet zijn aanpak en stijl ook zijn: in Mes is niet de soevereine Salman Rushdie aan het woord, maar een aangeslagen man die vecht voor zijn leven, zijn geluk, zijn ‘stem’ en zijn (literaire) autonomie. Een man die inhoud moet geven aan de tweede kans die hij heeft gekregen.
Maar Rushdie zou Rushdie niet zijn als hij van het verhaal van zijn eerste, tweede en derde revalidatie – die van het lichaam, die van de hersenen en de geest, en die van het weer in vrijheid leren leven zonder het gevoel te hebben anderen in gevaar te brengen – geen narratief gemaakt had vol literaire verwijzingen. Hij heeft het in zijn tweeluik ‘De engel des doods’/’De engel des levens’ over foreshadowing – naar aanleiding van een voorspellende droom, waardoor hij liever niet naar Chautauqua afgereisd was; hij maakt van het mes, het oog en de spiegel literaire metaforen; verwijst naar andere auteurs die een vergelijkbaar lot troffen en voert vier gefingeerde gesprekken om in het hoofd te kunnen kruipen van ‘de A’, de dader die hij niet bij naam wenst te noemen, in de hoop zo iets over diens beweegredenen te weten te komen.
Het is deze literaire aanpak die de lezer lucht geeft. Want terwijl Rushdie al schrijvend uit een diep dal kruipt, afrekent met demonen en een koers richting de toekomst uitzet, moet de lezer die tot dan toe van bijna niets weet, zich zien te verhouden tot Rushdie’s realiteit.
Salman Rushdie, Mes: gedachten na een poging tot moord, vert. uit het Engels: Karina van Santen en Martine Vosmaer, Pluim, 211 p. ( € 21,99)
Deze recensie schreef ik voor De Boekenkrant.
Leave a Reply